In de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog gebeurde er eigenlijk niet veel. De Duitsers kwamen, er werden bunkers gebouwd. Je moest 's avonds om 8.00 uur binnen zijn. Op een gegeven moment mochten wij niet meer naar het strand. Ik woonde hier, dat was een zijstraatje van de Zuidstraat en hier stonden twee Duitse barakken. Ik had een broer en een zus erbij en ja goed. Het was eigenlijk te wachten. Ja, spannend. Wat gaat er gebeuren? Op een gegeven moment kwamen die pamfletten. Dat was 2 oktober, maar die vielen allemaal buiten het dorp. Er zijn er tienduizend uitgegooid en die dwarrelden overal neer. Nou, het was een waarschuwing van de geallieerden aan de bewoners dat er dus een militaire actie zou komen om de dijken door te gooien en er werd verzocht om zoveel mogelijk uit de dorpen en naar het binnenland van Walcheren te gaan, omdat de dijken voor militairen inundatie werden door gegooid om Walcheren onder water te zetten om eigenlijk de verdediging van de Duitsers, de bunkers, om die uit te schakelen. Dat was eigenlijk de opzet. Verlaat voor uw eigen veiligheid de eilanden en indien dit niet mogelijk is, begeef u dan met uw familie onmiddellijk naar een veilige plaats op de eilanden. En dan zag je 's avonds zag je nog wel mensen met, oudere mensen op de fiets dat ze ze wegbrachten. Ja auto's waren er niet in die tijd Dus dat zag je dan maar het was bijna niets dus de meeste mensen bleven en wij bleven ook. Ja men was toch erg gehecht aan het huis en men had vaak ook vee en veel boerenbedrijven en men dacht nou ja, het zal niet zo'n vaart lopen. Maar we wisten niet goed natuurlijk wat er zou gebeuren. 's Middags zei m'n vader met m'n grootvader: hoe zou het met de aardappelen gaan? Hij had op het land aardappelen nog en het was natuurlijk oktober en die waren al uit, want dan hebben we altijd nog aardappelen, dus met de handkar. Nou om een uur, gelijk na het middageten weg, maar ja ze waren goed en wel weg en toen kwamen de bommenwerpers. En toen gingen ze bombarderen. Mijn moeder was thuis, mijn zuster liep er, m'n broer. Waar moeten we naartoe? Wat moeten we doen? We zagen veel mensen naar de molen lopen en zouden we naar de molen gaan? Nee hoor, we gaan de schuilkelder in, vader heeft die voor ons gemaakt en we gaan erin. De vliegtuigen, die kwamen in konvooien van dertig gelijk. Die gooit de bommen en dan gingen ze langs de noordkant weer weg en even later kwam er weer dertig vliegtuigen en die gooiden ook de geladingen dus af en toe was het even rustig. Er vielen natuurlijk vrij veel bommen gewoon op de huizen want je kan niet precies op die dijken gooien. En op het moment dat de dijken werden doorgegooid en toen kwam dat water, dus men was gewoon aan het lot overgeleverd. Ja, je was bang. De meeste mensen gingen weg en wij wilden ook weg. Maar m'n grootvader wilde niet weg. Die had twee koeien. En die zei 'ik sterf liever bij die koeien dan dat ik wegga.' En zo zijn mijn ouders ook gebleven. Die lieten mijn grootouders niet in de steek. We waren nog het enige gezin op het dorp en dan hebben we 's nachts zijn we naar boven gegaan daar want die woning stond er nog en dan kwam het water want het werd weer vloed. Dus had vader, die had een zaklantaarn en scheen o, staat er op de eerste trede, tweede tree het water, derde tree, vierde tree. Ja, hoe hoog zou het water komen? Dus ja, dat was natuurlijk heel lastig. En toen kwam erin iemand met een bel en die riep 'mensen, blijf zitten waar je zit. De vloed is voorbij. Het water komt niet meer hoger.' Dus dat was een geruststelling. En wie dat geweest is, daar zijn we nooit achtergekomen. We gingen het dorp in. Ik met m'n broer, die was twee jaar jonger. En we kwamen op het dorp en daar zag ik dat de molen was ingestort en in die molen zaten 47 mensen in, en drie zijn eruit gekomen. Die molen, die stond op een terp, dus die kelder was eronder. Dus die liep vol water en die molen was ingestort, dus dit was ook wat brokstukken in die...Dus ze kon geen kant meer op. Ze konden er niet uit en die zijn allemaal verdronken daar. In die molen, er waren ook kinderen bij. Die hebben we wel zien liggen, zelfs uit onze klas. En er is een meisje bij, Betje Lous, die was van dezelfde dag als ik en die is ook verongelukt en dat komt nu nog als ik jarig ben. Dan zeg ik bij mezelf, ik zeg het niet gewoon. In m'n hoofd zit dat. Goh, Betje Lous was ook weer jarig geweest. Misschien. Negentig was ze misschien nooit geworden, maar die was twaalf als ze verongelukt is. Elk gezin had wat. 3 oktober zijn er 152 mensen verongelukt van een dorp van 2369 toen dacht ik, dus dat is veel. De geallieerde bombardementen hebben in Westkapelle een drama veroorzaakt. Maar de bommen hebben ook het gewenste gat in de dijk gemaakt. De geallieerde legers zetten de aanval in om de Duitse troepen te verjagen.