Nou kan een archeoloog een heleboel uit deze voorwerpen zien, de diktes en de bouwmethodes, maar jij als dendrochronoloog kan iets zeggen over wanneer het hout gekapt is. Hoe doe je dat? Bomen maken elk jaar een ring. Ze beginnen met groeien in de lente en ze stoppen met groeien in het najaar, als ze hun blaadjes verliezen. Iedere ring heeft een bepaalde dikte, dat hangt af van hoe fijn die boom het had, hoe de temperatuur was en de regen. Daar ontstaat een soort streepjescode uit, die je in het hout kan zien van dik en dun afgewisseld. Dat is een bepaald groeipatroon dat we kunnen vergelijken met kalenders die we gebouwd hebben en dan kunnen we het hout dateren. Maar voor ons is heel belangrijk dat we van hout van schepen de buitenkant van de boom hebben want dat is het moment dat de boom voor de laatste keer gegroeid heeft en is doodgegaan.
Esther Jansma heeft in haar carrière als onderzoeker een unieke databank aangelegd van jaarringen in hout. Vanaf het jaar 0 tot nu kan ze van ieder stuk hout dat in Nederland gevonden wordt precies achterhalen wanneer de boom gekapt is.
En dan krijg je van een onderwaterarcheoloog zo’n stuk. Het belangrijkste is deze, D1, want deze heeft niet de mooie vierkante vorm die je zou verwachten, die is afgeschuind, dat betekent dat ie naar de buitenkant van de boom heeft gezeten. Dus dan weet je zoveel ringetjes ontbreken en dan zit je ongeveer bij de kapdatum. En wanneer is dat ongeveer. Deze is in of na 1655 omgehakt. Wauw. En weet je waar die vandaan komt? Dit is hout uit de Ardennen die via de Maas onze kant op is gekomen. Dat is in Nederland op allerlei plekken gebruikt maar met name in schepen, mooie kasten en dat soort dingen.