Hang je aan een touwtje van een mooie ballon?
Hoger dan de flats.
Ik zou willen dat dat kon.
Hé, dag vogel, ik vlieg even met je mee.
Ik fladder met één hand.
Oeps, mijn ballon gaat naar benee.
Hé, daar moet je kijken, die olifant lijkt wel een mier.
Een kind is een kaboutertje, maar nu wil ik weg van hier.
Kijk daar! Ja, daar!
Daar is de weg naar huis.
Even zakken, snel weer dalen.
Ja, we zijn weer thuis!