Tom, kom je aan tafel? Ja, kom je aan tafel? De soep is klaar! En je mag ophouden hoor met rennen. Dat kan niet Lot, ik zit op een motor. Oh ja. Ja. Prima. Maar nu gaan we eten! Nou. Ik sta voor een stoplicht. Een stoplicht? Ha, groen! Hihi, goede reis Tommie! We wachten wel op je. Zeg, blijft hij nou de hele tijd hier rondjes rennen? Hier, hier Tommie, Tommie, we gaan eten! De soep wordt koud! Hij luistert gewoon helemaal niet. Helemaal niet. Jawel, hij luistert wel, alleen hij hoort je niet, want hij heeft een helm op. Ah ja, eh kan hij niet stoppen, ik wil gewoon gaan eten. Nee, oh Lot, je snapt het niet, hij kan er ook niks aan doen, want hij moet nog heel ver rijden. Och nou, misschien kan hij dan wat harder met die motor? Ik rijd al 100 kilometer per uur! Ja, Tommie, straks krijg je nog een boete! Oh ja zeg. Nog even en hij gaat ook nog tanken. Dat gaat nog wat langer duren. Tanken? Moet ik tanken? Ja. Is je benzine op? Oh ja, zeg, ik zie op mijn metertje dat mijn benzine bijna op is. Aah, ooh, was ik er maar nooit over begonnen! Ik neem de afslag, klikklak, klikklak, klikklak. Ah, is hier het benzinestation? Eh ja, en u kunt tanken bij pomp nummer 12. Ah, hallo mevrouw, bent u open? Ah. Meneer, fijn, komt u eindelijk eten? Nee. Nee, hij komt tanken. Ja. Ja, ja ja, mooi. Benzine graag! Heel fijn. Ja, vol gooien? Graag. Ja. Zo, kijk eens aan en ik ga zeggen: smakelijk eten! Nee, nee Lot, smakelijk tanken! Soepie, mmm! Lekker! Mmm.