De VOC is de eerste multinational ter wereld en staat symbool voor de rijkdom die wordt vergaard in de Gouden Eeuw.
“Ja, toen de VOC dus in maart 1602 zijn octrooi gekregen had was één van de voorwaarden dat iedereen zich in mocht schrijven. De grote man, de kleine man.”
“Als aandeelhouder mocht hij zich inschrijven?”
“Als aandeelhouder mocht hij meedoen. En dat gebeurde, zo zie je maar dat ook het boegbeeld van de Gouden Eeuw klein begon, gewoon bij één van die initiatiefnemers thuis. En toen stond hier een deur open, de bewindhebbers erachter met een groot boek waar mensen zich echt konden inschrijven. En dat boek is fascinerend, want daar zie je dus in wie het waren.”
“Kijk: is dit het…?”
“Ja. Ja, dat is het.”
“Waar mensen inschreven?”
“En dat zorgde voor vorderingen van de compagnie. En je ziet hier dat blijkbaar de bewindhebbers, die schreven hier allemaal voor 12.000 gulden schrijven ze in, die hadden blijkbaar afgesproken dat ze zo zouden beginnen. En dat waren niet alleen die hele grote kooplieden, maar ook een bierbrouwer, drie bakkers en zeven predikanten, en natuurlijk als de grote rekenmeester Bartjes, die wij misschien toch wel kennen van naam, inschreef, dan was het goed. Dus iedereen deed mee.”
“En dat deed Bartjes?”
“Bartjes deed mee. 1200 gulden schreef hij in, wat voor hem toch een enorm bedrag was. Die VOC met zijn beloftes die die al had waargemaakt in de eerste reizen, wou werkelijk iedereen natuurlijk een graantje meepikken van die winsten die er gemaakt konden worden.”
“Het bijzondere van de VOC was dat die aandelen verhandelbaar waren. Dus als ik bijvoorbeeld een aandeel had en jij wou dat van mij kopen, dan kon dat hier gebeuren. Hier, in het hoofdkwartier van de VOC in het Oost-Indisch Huis waar het bestuur van de VOC zetelde, de Heren Zeventien. En wat nou het bijzondere was van die aandelen dat ze verhandelbaar waren, is dat daardoor ik als eigenaar aan jou kon verkopen, dus ik kon mijn geld terugkrijgen met hopelijk een beetje winst, want het bedrijf had het erg goed gedaan, dus tegen een hogere koers. Jij kon intreden, maar die Heren Zeventien, die hadden wel permanent dat vermogen tot hun beschikking. Dus die konden dan op langere termijn beleggen. En die langere termijn rechten, dat was werkelijk een economische innovatie van de eerste orde.”
“Dit is de nieuwe collegezaal, maar daar is echt de tafel weer neergezet zoals ie was. Met de schilderijen van de belangrijke bezittingen in Azië erboven.”
“Voor 1602 gingen er ook al vloten vanuit de republiek naar de Oost, wat maakt die VOC nou zo anders?”
“Nou, wat de VOC zo anders maakte, dat ze die volmachten kregen van de Nederlandse Staat, De Republiek, om niet alleen handel te voeren, maar ook forten te bouwen, oorlog te voeren en verdragen met potentaten af te sluiten. Dus het was niet meer die op en neer varende vloten, maar men wou zich echt gaan vestigen in Azië als was men een staat. Het was niet een compagnie van handel, maar ook een compagnie van oorlog. En dat maakte het een staat in de staat.”
“Want forten bouwen, dat is iets wat een staat zou doen, niet een handelsonderneming?”
“Nee. Nee, nee, nee, tegenwoordig zouden we niet moeten denken, zouden we onmiddellijk het tribunaal op ons afkrijgen, maar de Heren Zeventien, die voelden dat ook zo. Die wilden dat monopolie in die specerijen bemachtigen en hadden er alles voor over.”
Hier was het vertrekpunt voor de vloten van de VOC, de Rede van Texel aan de beschutte waddenkant van het eiland. Daarachter ligt Amsterdam, daar is het zeegat naar Indië en hier lagen de schepen van de VOC, soms wel 100 of meer tegelijk.
Het waren voor die tijd geen kleine schepen. Maar zet dat eens af tegen de route die ze moesten varen, dit is Texel, dan ging het hier langs Europa, langs Afrika, hier nog een stukje naar het Westen om de goede wind te kunnen vangen, om Afrika heen naar het Oosten tot kort voor de kust van wat nu Australië heet, dan naar boven tussen Sumatra en Java door. Hier lag het nieuwe Batavia en dan de Specerijeneilanden, een kleine 30.000 kilometer, bijna letterlijk de andere kant van de wereld.
In Jakarta, het vroegere Batavia, zijn de restanten van de VOC nog te vinden.
“Dit is Hollandse baksteen?”
“Ja, dit is allemaal geïmporteerd uit de Nederlanden? Klopt.“
“Waar gaan we nu naar toe?”
“We gaan naar Bastion Robijn.”
“Hoe voelt u zich, als u hier staat? Voelt u enig mystiek?”
“.. Het is zo vreemd om je te bedenken dat dit de plek is waar de Hollandse hegemonie over Nederlands Indië begonnen is. “
“Ja…“
“En daar heb je nog het dak.”
“Ja, het dak. Met Hollandse dakpannen erop.”
“Ja, Hollandse dakpannen, een Hollands dak.”
Uit Batavia wordt de handel niet gehaald. Daarvoor moeten de Nederlanders naar de Banda Eilanden, nog 2500 kilometer verder naar het Oosten. Hier groeit het meest kostbare specerij van die tijd: nootmuskaat.
Terug in Amsterdam. Op de Beurs van Berlage, een plek om je af te vragen wat het opleverde voor het Vaderland.
“Daar is het Centraal Station, dat waren de havens, dus daar kwamen de VOC-schepen binnen. En dan hier zo, want hier lag natuurlijk ook water, konden ze tot aan De Dam, die zie je daar, en dan had je daar de Vismarkt en ja, al die kooplieden die op De Dam mekaar ook tegenkwamen om handel te drijven natuurlijk.”
“Hoe was de winst?”
“Dat viel vies tegen. Dus ze verdienden eigenlijk de eerste 10 jaar helemaal niets. Er moest zoveel geïnvesteerd worden in schepen, in forten en noem alles maar op, dat de bewindhebbers van de compagnie hadden al het geld hard nodig. Dus die hebben zo lang mogelijk geprobeerd om zo weinig mogelijk aan de aandeelhouders terug te geven.”
“Jij hebt hier een voorbeeld van een heel vroeg aandeel?”
“Ja, dus dit is, dit komt uit Enkhuizen en het was zo bij de VOC, dat als je dan je intekening in 1606 voltooid had, hè, 1602 moest je beginnen met het betalen, in 1606 was je voltooid, dan kreeg je een kwitantie. Nou, dat noemen we altijd nu het “oudste aandeel”. En het mooie hiervan is: er werd precies opgetekend op de achterkant: “1612, zoveel dividend betaald”.”
“Dat is het eerste dividend?”
“Het eerste, dus 10 jaar wachten.”
“13 jaar?”
“10 jaar wachten hè. En dan 1615 naar 1618 en dat was het dividend wat nog eigenlijk uit 1611 stamde. Dus ze moesten toen ook aan de eerste dividenden, want de VOC, die had helemaal geen geld.”
“Dus die winstuitkeringen werden beloofd, maar dan nog niet uitgekeerd?”
Want en dan probeerden ze het eerst uit te keren in specerijen, maar die aandeelhouders dachten ook van “ja, als je nou iedereen specerijen geeft, zijn die ook niks meer waard, dus doe ook maar niet”. Enorme kasproblemen en je ziet dus bij deze Enkhuizer aandeelhouder, als je dat in een grafiekje zet, dan zie je dus dat het een hele bescheiden winst is, over per jaar gemiddeld genomen. En dan zit er opeens een breuk in, in 1633. Toen hadden ze in Azië de zaakjes gewoon op orde. Toen was het een bedrijf wat regulier specerijen terugvoerde, toen was al dat vasthouden van die winst niet meer nodig en toen gingen de winsten die uitgekeerd werden dus omhoog. En deze aandeelhouder die er dus uiteindelijk 48 jaar in heeft gezeten, die had na 48 jaar echt heel veel geld verdiend! Maar daar had hij dus wel bijna 30 jaar op moeten wachten voordat het meer was dan een hele bescheiden winstdeling.”