Alle bomen hebben een stam, en die stam is van hout. Als je goed kijkt dan zie je dat hij bestaat uit verschillende lagen. De buitenkant van die boom heet de schors. De schors beschermt de boom tegen uitdrogen, aanvallen van dieren, en tegen ziektes. Onder de schors zit de bast. In die bast lopen de bastvaten, dat zijn een soort buisjes. Door die buisjes wordt het voedsel uit de bladeren over de hele boom verdeeld.
Onder die bast zit een laagje wat het cambium wordt genoemd. Vanuit dit laagje groeit de boom elke zomer weer een stukje dikker.
En dat zie je aan de jaarringen. De dikte van een ring geeft aan hoeveel de boom dat jaar is gegroeid.
En onder het cambium zit het spinthout. Hierdoor lopen de houtvaten. Via deze houtvaten gaat het water via de wortels naar de bladeren toe. Het binnenste van de boom is kernhout. Dit geeft de boom steun zodat hij rechtop blijft staan!