Midden in het web wacht deze spin op een prooi. Aan haar poten zitten klauwtjes. Daarmee voelt ze het web bewegen als er een insect in is gevlogen.
Dit vlindertje laat het web trillen. De spin merkt dat meteen en heeft de prooi al gauw te pakken. Ze spuit met haar kaken giftig speeksel in de vlinder, die daardoor verdoofd wordt en ophoudt met spartelen. Zo kan de spin haar buit rustig inspinnen. Ze maakt er een pakje van, dat ze bewaart om later op te eten.
Na een tijdje krijgt de spin honger. Met haar scherpe kaken bijt ze een gaatje in het pakje. Door buisjes in de kaken komt speeksel in de ingesponnen vlinder. Dat speeksel verandert de vlinder in een voedzaam papje. De hongerige spin hoeft dit papje alleen maar op te zuigen. Kauwen is niet nodig. Spinnen vangen allerlei insecten. Zoals vliegen, kleine libellen, bijen en grote langpootmuggen.