In 1600 wordt Prins Maurits van Nassau door de Staten-Generaal naar Nieuwpoort gestuurd om de kapers aan de kust te bestrijden. Maar de tocht wordt onverwacht een beslissende slag tegen de Spanjaarden.
“Ja kijk, dat is het dan. Het slagveld van de Slag bij Nieuwpoort.”
“Hier is het uitgevochten?”
“Inderdaad, hier zou dus beslist het hele leger van Maurits in zijn diverse onderdelen opgesteld zijn geweest bij het begin van het treffen. En helemaal in de verte zie je een paar torens.”
“Dat is Nieuwpoort?
Dat is Nieuwpoort de stad.”
“Wat kwam Maurits hier doen?”
“De kapers van het Duinkerke, die saboteerden de traffique op de Noordzee, op weg naar Holland en Zeeland. En het was al verschillende jaren dat Oldebarneveldt omwille van de commercie dat beslist wou vermijden en hij had dus al heel lang, ik zou bijna moeten zeggen gebedeld, opdat Maurits met zijn leger daar een einde zou kunnen aanstellen.”
“Die kant, dat is Nederland, Zeeland, daar kwam Maurits vandaan?”
“Eigenlijk wel. Eigenlijk wel. Ja, ja.”
“Hij was hier tot aan Nieuwpoort gekomen en wilde verder door…?”
“Het was de bedoeling van uiteindelijk…”
“Naar Duinkerke?”
“…naar Duinkerke te gaan.”
“En toen kwam een Spaans leger kwam achter hem aan?”
“Achter hem aan.”
“En was sneller?”
“Relatief snel. Hij moest dus hier echt gewoon de aanval organiseren, want hij kon eigenlijk niet meer terug, zijn weg naar huis was afgesneden.”
“En dan ziet hij de Spaanse troepen naderen…”
“Ja, en hij is dus begonnen hier met deze kanonnen, heeft hij laten opstellen en laten schieten op het voetvolk dat daar ongeveer kwam. En dan zijn er daar een deel van die soldaten in de duinen gevlucht, in die richting. Maar hij had ginder ver had hij cavalerie staan, nogal veel. En die zwaar geharnaste tertsio’s, die hadden het wel wat zwaar, ze hadden…”
“Van de Spanjaarden?”
“Ja, zij hadden een geforceerde mars naar hier en die moesten dus duin op en duin af enz. En die cavalerie, die kon een beetje beter weg in de duinen, dat lukte een beetje beter, dat waren de tanks van die tijd. En mondjesmaat, een twintigtal, een dertigtal, maar op een keer heeft hij later de flankaanvallen.”
“Er is hier dus als ik het goed begrijp een uur of drie lang gevochten?”
“Ja, vooruit, achteruit, vooruit, achteruit.”
“U heeft dat bestudeerd? Probeert u het zich voor te stellen. Wat moet dat voor een lawaai, want hoe moet dat hier geweest zijn?”
“Ja. Ja. Ja. Het is voor mij nog een raadsel hoe dat de commando’s van het ene vendel naar het andere konden worden doorgegeven. Het gedruis, het geschreeuw, het gekletter, paardengehinnik, doorkerfde mensen en zo. Af en toe een kanon. En waren het hun kanonnen of waren het de kanonnen van de vijand? Enz. enz.”
“Dat waren dus van die vreselijke gevechten, met vreselijk veel slachtoffers. En er was volk genoeg en toch, en toch, en toch heeft de briljante, de briljante genie van Maurits ervoor gezorgd, dat hij heel oordeelkundig zijn groepjes inzette en soms eens een groepje terugriep. En dan een ander groepje liet komen dat daar had zitten wachten enz. Hij moet dat zodanig oordeelkundig hebben gedaan en dat heeft dus een weerklank gegeven in heel West-Europa.”