Mercurius, Venus, Aarde, Mars, dat zijn de vier planeten in ons zonnestelsel die het dichtst bij de zon staan. Ze worden de binnenplaneten genoemd. Pas na een grote afstand kom je daarna aan bij de eerste buitenplaneet. Dat is Jupiter. Toch is de ruimte tussen Mars en Jupiter niet leeg. Hier zweeft een gordel met ruimtepuin rondom de zon.
Miljarden jaren geleden ontstaat ons zonnestelsel: in het midden de zon met daaromheen de planeten. Tussen de planeten in, vind je vooral lege ruimte. Maar in het gebied tussen Mars en Jupiter vinden we dus relatief veel ruimtepuin. Het bestaat uit brokken van steen, ijs en ijzer. Deze brokstukken zouden wel eens het materiaal kunnen zijn waaruit onze planeten zijn opgebouwd. De binnenplaneten zijn dan niks anders dan heel veel van dit soort brokstukken aan elkaar geklonterd.
Die brokken ijs en steentjes noem je planetoiden. Er zijn er meer dan 300.000 ontdekt in de planetoïdengordel tussen Mars en Jupiter. Sommigen zijn heel groot, wel duizend kilometer doorsnee. Anderen zo klein als steentjes of stofjes. Als zo’n steentje naar de aarde wordt geslingerd en in de dampkring verbrandt, zien we dat op aarde als een vallende ster.
De grootste planetoide in de planetoidengordel is Ceres. Ceres is een heel groot stuk ruimtepuin, maar kleiner dan de aarde, en zelfs een stuk kleiner dan de maan. We weten niet precies hoe Ceres eruit ziet, maar dat verandert als de ruimtesonde Dawn er vlak langs vliegt