Duitsland, november 1938. Adolf Hitler en zijn nazi’s zijn aan de macht in Duitsland. De trouwe aanhang demonstreert op straat. Tegen andersdenkenden en… tegen Joden. Angst. De angst overheerst. Als je 's morgens die soldaten door de straten hoorde marcheren...
en vaak met liederen die dan tegen de joden gericht waren dan... Je had alleen maar angst. Er werd veel zachtjes gesproken...vooral als ik de kamer binnen kwam.
Ik hoorde alleen maar woorden van 'grens' en 'vluchten'. Maar verder werd er met mij niet over gesproken.
Wij woonden op de hoek van de straat. En ik weet nog heel goed dat ehm... de dag van de Kristallnacht...
Ik had een tante, dat was een nicht van m'n vader...
en die hadden ook een winkel, vlak bij Zoo.
En daar was ook de Joodse school.
En Hanna en ik gingen 's morgens de deur uit naar school.
En die tante komt ons tegemoet en zegt:
Jullie moeten gauw weer naar huis gaan want de synagoge staat in brand. Het was EEN grote ruïne. Een stinkende, hete ruïne met smeulende as. Dat was 11 november.
Verbrande boeken op straat. En mijn moeder zei: Kom, kom, laten we vlug naar huis gaan. En toen kwamen we bij ons huis...en toen hoorde ik zeggen:
'Bij de Jood Minheim zijn we nog niet geweest.'
En hij blies op een fluitje.
En in een ommezien kwam er een overvalwagen...
met mensen die onze zaak kapot sloegen.
En wij konden nog net naar boven vluchten.
Alles was stuk. De lampen waren echt van het plafond gegooid. De boeken lagen op de grond.
Alles was uit de kasten gegooid en lag stuk op de grond en... Toen werden wij gesommeerd om de rotzooi op straat weer op te ruimen. En TOEN heb ik mijn geloof in de mensheid verloren. Wij gingen met emmers en bezems naar beneden. Daar stond een menigte, aan de grond genageld. Daar waren ook vaste klanten van mijn vader bij. En er was niemand die een hand uitstak.