Wie doet hier eigenlijk wat? Het Metropole-orkest bestaat uit veel verschillende muzikanten. Ze hebben allemaal hun eigen taak en een vaste plek. Laten we eens gaan kijken naar de blazers. De houtblazers wel te verstaan. En die zitten op een andere plek dan de koperblazers. Daar koper en hier hout. Nouja hout. Hier is ook nog genoeg koper te zien. En toch zitten ze bij de houtblazers. Dat heeft met twee dingen te maken. Ten eerste omdat sommige van deze instrumenten vroeger van hout waren, zoals de dwarsfluit. Ten tweede wordt er bij sommige instrumenten, ondanks dat je het niet goed ziet, toch op hout geblazen. Dat zit aan het mondstuk vast. Zo’n mondstuk is heel belangrijk. Een hobo, een klarinet en een saxofoon hebben een mondstuk met een riet. Een klein stukje bamboe dat gaat trillen als je op het mondstuk blaast. En die trilling zorgt voor het bijzondere geluid van het instrument. Fluiten, zoals een dwarsfluit en een piccolo, hebben een heel ander mondstuk. Een labium, een sjiek woord voor gat. Er zijn onder de houtblazers zelf dus ook veel verschillen. De mondstukken, ze hebben allemaal een andere vorm en het geluid, daar zit ook verschil in. Maar toch klinkt het geluid van de houtblazers als groep, anders dan het geluid van de koperblazers. Daarom zitten ze dus gescheiden van elkaar. Dit is een uitzondering. De hoorn. Hoort eigenlijk bij de koperblazers thuis. Maar omdat het instrument warme en zachte klank heeft, wordt de hoornist tussen de houtblazers geplaatst. Goed, weten we dat ook weer. En nu eens luisteren hoe die houtblazers in het geheel klinken. O, en dan nog iets: een doedelzak hoort ook bij de houtblazers. Maar hij speelt niet altijd mee met een orkest. Misschien maar beter ook.