Er was eens een oude koningin met een mooie dochter. Die moest trouwen met een prins uit een ver land. Op de dag dat de prinses naar dit land toe ging, sneed de koningin in haar vinger en liet 3 druppeltjes bloed op een lapje vallen. Ze gaf het de prinses en zei: "bewaar dit lapje goed mijn kind, het zal je koninklijke macht geven". Bedroefd namen ze afscheid.
Het dienstmeisje ging mee met de prinses. Ze moesten de prinses veilig bij de prins brengen. Na een uur kreeg de prinses vreselijke dorst. Ze vroeg het dienstmeisje: "haal wat water voor me, ik wil graag wat drinken". "Als je dorst hebt", zei het dienstmeisje, "dan haal je zelf waar wat, ik heb geen zin om je hulpje te zijn!".
De prinses had zó'n dorst, dat ze voorover boog om uit de beek te drinken. Terwijl ze dronk viel het lapje uit haar jurk en dreef weg. Het dienstmeisje zag het, maar ze zei niets. Nu was de prinses haar macht kwijt. Het dienstmeisje pikte het paard in van de prinses en haar koninklijke jurk. En de prinses moest beloven hier met niemand over te praten. Toen ze bij het koninklijke paleis aankwamen, rende de prins naar hen toe. Hij tilde het dienstmeisje van haar paard en dacht, dat zij de prinses was. De echte prinses bleef achter.
De volgende ochtend moest de prinses Koentje helpen met ganzenhoeden. Ze zei haar lieve paard gedag en vertelde, dat ze verdrietig was. Ze dreef de ganzen de wei in en maakte haar haren los. Die waren van zuiver goud. Koentje vond ze zó mooi, dat hij er een paar wilde uittrekken. Maar de prinses riep de wind te hulp en die blies de hoed van Koen ver weg. Hij moest erachteraan hollen. Zo had de prinses rustig de tijd haar haren te vlechten en kon hij er geen meer uittrekken.
's Avonds ging Koentje naar de koning en zei: "met dat meisje wil ik geen ganzen meer hoeden!". En hij vertelde wat er gebeurd was. De koning vroeg de prinses waarom ze dat deed. "Dat mag ik u niet vertellen, dat heb ik beloofd", zei de prinses. "Als je het mij niet wilt vertellen", zei de koning, "vertel het dan de kachel". De prinses kroop bij de kachel, begon vreselijk te huilen en stortte haar hart uit.
De oude koning stond in een andere kamer en hoorde de prinses. Nu wist hij, dat de prins, zijn zoon, een valse bruid ging trouwen. Hij vertelde het de prins die dolblij was en zag hoe mooi de échte prinses was. Er werd een feestmaal bereid met muziek en heerlijk eten. De prins trouwde met de prinses en ze leefden nog lang en gelukkig.