Wij zijn hele grote machines, we kunnen dingen bouwen. Wij zijn hele grote machines, we kunnen dingen slopen, tillen, hakken, zagen, malen, slepen en graven is wat we doen, want daar zijn hele grote machines voor bedoeld. Hele grote machines.
Hij is rood en wit. Kijk! Een brandweerauto, die moet branden blussen. Daar komen de brandweermannen. Ze moeten controleren of alles werkt. Achter de luiken zit een enorme watertank, maar die kun je niet zien. In een brandweerauto zitten een heleboel waterslangen. De langste slang zit achterop. Het ene uiteinde zit aan de watertank vast. Met het andere uiteinde wordt het water gespoten. Zo kun je de waterstraal bijstellen. Kijk eens hoe ver je het water kunt spuiten. Moet je zien hoe nat alles is. We zullen het moeten drogen.
Binnenin is ruimte voor vijf brandweermannen. Deze brandweermannen hebben een speciale helm op. Ze blussen uitslaande branden. Ze mogen geen gevaarlijke rook inademen, daarom hebben ze een masker op. In het masker zit een microfoon en een luidspreker. Op die manier kunnen ze met elkaar praten. Naast elke stoel staat een rugzak met gasflessen. In de flessen zit lucht. Daarmee kunnen ze ademhalen in gebouwen die vol staan met rook. De gasflessen zijn zwaar. Ze wegen evenveel als twaalf pakken melk.
Ze zullen het wel warm hebben met al die kleren aan. Er zijn nog meer waterslangen. Als het alarm gaat, moeten ze meteen vertrekken. Er kan ergens een brand zijn. Ze moeten snel hun pak aan. Als het alarm gaat, moeten ze binnen 90 seconden uitrukken.