Wij gingen naar huis, papa en ik, mijn oma en mama waren nog bij opa. En mama en oma zag dat opa dood was. Ik weet niet wat in zijn lichaam, maar er zat iets in zijn lichaam, maar we weten niet wat. Een bacterie…
Hallo allemaal, vandaag ben ik bij Sven en hij praat over zijn opa. Het was in zijn lijf en daarom was hij doodgegaan. Maar mama ging wel huilen ook voor opa. En ik een beetje en papa nog een beetje. Soms denk ik aan opa en dan als ik ga slapen zie ik opa altijd in mijn droom. En altijd als ik klein was, dan noemde ik mijn opa “Opa Klomp”. Opa Klomp? Want hij doet altijd klompen aan. Ah. En daarom noemde ik hem altijd “Opa Klomp”. Wat een leuke naam: Opa Klomp!
Dat is opa. Hij was 16. En daar ging opa mij duwen, heel hard, en dan nog een keer. Opa houdt heel veel van tractors, maar die is nou kapot. Hij ging ook de poes eten geven. Hè, waar is je opa nu? Ja, ergens daar of daar. Huh? In de sterretjes. In de sterretjes? Wat bedoel je? Als ik naar bed ga, kijk ik daar altijd heen. En dan zeg ik “dag opa” altijd. Oh. En wat maak je nou? Een ster. Oh. En maak je deze tekening voor opa? Want opa houdt heel veel van tekeningen. Daarom. Ja, ik snap het. Die ga ik naar opa laten vliegen. Naar opa laten vliegen. Naar opa laten vliegen? Ook als opa dood is.
Hé Sven, heb jij nog geholpen met de kist? Ik? Ik had twee schroefjes gedaan. Zo! Ikke. En hun ook twee. Er waren vier schroefjes, nee, vijf. Nou, goed van je! Het waren vijf schroefjes.
En je vond Opa Klomp wel heel lief hè? Want ik dacht nog trouwens dat opa er was, maar het is niet waar. Oh, je droomde dat hij er weer was?Ja. Maar dat was niet zo hè? Nee. Was je daar verdrietig om? Ja. Sven, opa, Guus.
Zo. En de tekening is mooi geworden zeg! Wat ben je nou aan het doen? Oh, je hebt er een ballon aan vastgemaakt! Nu snap ik hoe die kan vliegen! En zwaaien. Dag! De tekening gaat naar opa! Daar komt die aan opa! Mooi gemaakt Sven!
Nou, zwaai maar Flip. Wow. Naar de sterretjes! Dag! We gaan nog wat bloemen plukken. Mooie paardenbloemen zijn het. Wat gele bloemen. Een heleboel. Nog een paar. Oh ja, ik zie er hier nog een paar. Zo. Doe er maar bij. Is het zo genoeg? Ja, het is zoveel. Nou kunnen ze al bloeien. Ja, dan kunnen ze lekker drinken. Goed zo. Nu heel voorzichtig bij opa neerzetten.
Dat kan jij goed hoor Sven! De bloemen zijn voor opa hè. Zet maar bij de foto. Mooi staat dat. Een kaarsje erbij. Het ziet er mooi uit. Dat zal hij vast fijn vinden! Dag, tot de volgende keer. Tot de volgende keer.