Ik ben Thierry van den Berg. Ik ben bommenspeurder. Dat is natuurlijk geen hobby, maar een echte baan! Vooral aan het eind van de Tweede Wereldoorlog, zo rond 1944/45 zijn er heel veel bommen op ons land gegooid. Die bommen kwamen uit Engelse en Amerikaanse bommenwerpers. Zij kwamen ons helpen tegen de Duitsers. De Duitsers hadden ons land bezet en die moesten weg. Dus de Engelsen lieten bommen vallen op gebouwen waarin Duitse soldaten zaten. Of ze bombardeerden rails kapot waardoor de Duitse munitietreinen niet meer konden rijden.
Niet al die bommen zijn ontploft. Er liggen nog steeds duizenden en duizenden bommen in Nederland. Die niet ontplofte bommen noemen we blindgangers. Ze liggen meestal heel diep in de grond. Ik speur die bommen op, want ze mogen daar niet blijven liggen. Een voorbeeld: een gemeente wil nieuwe huizen bouwen. Dan moet eerst de grond waarop die huizen komen te staan onderzocht worden. Want misschien zit er gif in de grond of er zitten archeologische voorwerpen in, spullen uit de Romeinse tijd bijvoorbeeld. Die worden er dan eerst uitgehaald. Maar de gemeente moet ook weten of er geen explosieven in de grond zitten.
Dan kom ik in actie. Ik kijk in oude boeken om te kijken wat er in de oorlog is gebeurd op die plek. Ik ga naar het archief van de gemeente. Daar zijn vaak ook gegevens te vinden van bombardementen op die plek. En ik ga naar het luchtfotoarchief in Wageningen. De Engelse piloten maakten een uitgebreid dagboek als ze terugkwamen van de bombardementen. Hierin beschreven alles wat ze hadden meegemaakt tijdens hun vlucht. Dus ook hoeveel bommen ze hadden gegooid, hoe zwaar die bommen waren en op welke plek. Al die dagboeken, duizenden en duizenden, liggen in een groot archief in Londen. Daar ga ik ook vaak naar toe. Als ik een interessant dagboek vind, laat ik het kopiëren en neem ik het mee voor mijn onderzoek. Aan de hand van die dagboeken kunnen we precies berekenen waar een bom gevallen is. En ik ga naar het archief van de Explosieven Opruimingsdienst. Want ja, misschien hebben ze op die plek eerder een bom gevonden en al opgeruimd. Dat zou kunnen. Dan hoef ik niets meer te doen. Ik ga natuurlijk ook praten met mensen, die daar in de buurt wonen. Ook al is het zestig jaar geleden, ze weten vaak nog heel goed waar de bommen vielen. Maar ook hun kinderen weten dat soms. Die mochten op zo’n plek vroeger niet spelen.
Dat duurt allemaal wel een paar maanden. En als ik dan zeker weet dat er een bom ligt en waar, dan komt de Explosieven Opruimingsdienst. Die laten de bom ontploffen en dan is de plek weer veilig. Het is een spannend beroep. En het heeft een hoop met geschiedenis te maken. Wie zei dat geschiedenis saai is?