O, was ik al begonnen? Goedenacht, eh nee goedendag.
Ik had het licht even uit gedaan om te kijken of ik de weg kon vinden in het donker, maar dat is moeilijker dan ik dacht. Ik ben het niet gewend, en ik stootte direct mijn hoofd.
Vandaag wilde ik vertellen over mensen die slecht kunnen zien, of die helemaal niet kunnen zien. Ze zijn slechtziend of blind. Als ze naar buiten gaan dan hebben ze een stok nodig, een witte stok met rode strepen erop.
Ze hebben die stok nodig om niet overal tegenaan te lopen. Tegen een lantaarnpaal, of een fiets. Met die stok kunnen ze voelen of er iets in de weg staat. Zonder stok is het veel te gevaarlijk op straat, voor je het weet bots je ergens tegenaan. Ik heb het net buiten even geprobeerd maar ik knalde meteen tegen een boom.
Daarna probeerde ik het met een stok en dat ging al beter.
Niet iedereen wil alleen met een stok lopen. Sommige blinde mensen vinden een stok niet genoeg. Ze willen een paar ogen naast zich hebben. Nu hoor ik iedereen al denken: ogen náást zich hebben? Waar heb je het over, Wolfram? Nou, kijk: sommige mensen die niet kunnen zien hebben een hond naast zich lopen. Een blindengeleidehond.
En als hij een boom ziet die zijn baas niet ziet, dan loopt hij er met een boogje omheen. Zo beschermt hij zijn baas tegen een botsing.
Die geleidehonden zijn geweldig. Ze kunnen dat werk natuurlijk niet zomaar even doen, hoor. Ze moeten er eerst voor naar school.
Blindengeleidehonden zorgen ervoor dat hun baas nergens tegenaan loopt. Nergens over struikelt, en nergens in valt.
Op de blindengeleidehondenschool leren de honden goed luisteren. En ze leren ook allerlei woorden, zoals: trap, zebra, links en rechts. Ze moeten die woordjes kennen om later hun baas veilig over straat te kunnen be-ge-leiden.
Sommige mensen denken dat een geleidehond precies weet wanneer hij kan oversteken. Dat is niet zo, hoor. Een hond ziet bijna geen kleur, dus hij kan niet zien wanneer het stoplicht op rood of op groen staat. Zijn blinde baas moet goed luisteren of er verkeer aan komt en of het veilig is om over te steken.
Als je een blindengeleidehond op straat ziet lopen, mag je hem nooit roepen of aaien. Hij moet goed opletten voor zijn baas, anders kan er een ongeluk gebeuren.
Natuurlijk mag een geleidehond af en toe ook lekker spelen. Hij gaat dan samen met zijn baas naar het park. Als hij losloopt heeft hij een bel om zijn nek, zodat zijn baas kan horen waar zijn hond is.
Als de hond weer aan het werk moet krijgt hij zijn tuig weer om. Dat tuig betekent: niet meer spelen, maar opletten! Zo’n geleidehond is niet alleen slim en veilig, maar hij is ook heel lief.
Tot kwispels, allemaal!