Peru ligt aan de westkust van Zuid-Amerika. Het land is 35 keer zo groot als Nederland en het heeft 26 miljoen inwoners. Lima is de hoofdstad.
Dit is Faustino Vilchez. Samen met zijn vrouw Mariella en zijn drie kinderen heeft hij een bananenplantage in Peru. Het eerste dat Faustino elke dag doet als hij op de plantage komt is kijken hoe het er met de bananenbomen voorstaat. Sommige insecten zijn heel slecht voor de boom. Daarom haalt hij dode stukken plant weg, want daar komen de insecten op af.
Om de bananen tegen de schadelijke insecten te beschermen doet Faustino er plastic omheen. Door de warmte van het plastic groeien de bananen ook sneller. Het is een soort broeikas.
Dan bemest hij de grond, met vogelpoep -guano. Dat is niet alleen goed voor de groei van de planten, maar het zorgt er ook voor dat de grond niet uitgeput raakt. Als de bananen genoeg gegroeid zijn, worden ze geplukt en verzameld. Aan elke boom groeit één tros bananen. Na de pluk gaat de boom dood.
Sjouwen met 40 kilo op je nek, dat is niet niks! Faustino snijdt de trossen los. En dan worden de bananen in schoon water gewassen. Ze worden gewogen en er wordt gekeken of ze de goede lengte en dikte hebben. Dan kunnen de bananen de container in en zijn ze klaar voor een lange reis naar Nederland.