Water, voedsel, kleding, huisvesting en gezondheidszorg. Het zijn de primaire levensbehoeften. Als je daar niet in kunt voorzien, dan leef je, volgens de definitie van de Verenigde Naties, in armoede. Bij armoede denken we vaak aan schrijnende beelden van arme mensen en daklozen in het buitenland. Voor velen een ver van mijn bed show. Maar kent Nederland ook armoede?
“Nederland kent armoede. Ja. Bij armoede denk je aan kindertjes die op blote voeten de vuilnisbelten afstruinen en kindertjes die geen kleren hebben, en opgezette buikjes hebben in Afrika. Daar denk je aan als je het over armoede hebt. En dat beeld is in Nederland niet van toepassing. Maar armoede is er echt wel.”
Wat zeggen de cijfers over armoede in Nederland? Het rapport Armoedesignalement van december 2011 geeft het volgende te zien: in 2010 hadden 1 miljoen mensen 998 euro of minder per maand te besteden. We noemen dit de armoedegrens of het niet-veel-maar-toereikendcriterium. In 2011 stijgt dat aantal met 70.000. De verwachting is dat daar in de loop van 2012 nog eens 55.000 mensen bijkomen. Eind 2012 leven er 1.134.000 miljoen mensen onder de armoedegrens.
“Arm zijn in Nederland is niet meer voor je eigen gezin kunnen zorgen. Je kind niet meer naar school kunnen sturen op zijn verjaardag omdat je geen geld hebt om te kunnen trakteren en al helemaal niet om een verjaardagsfeestje te kunnen geven. Altijd maar tweedehands dingetjes moeten scharrelen, daar is niks mis mee, maar op de lange duur met een kapotte wasmachine zitten en geen nieuwe kunnen kopen, armoede is ook sociale armoede, geen contacten meer, geen sociale contacten, niet meer naar je familie op verjaardagen kunnen omdat je nooit iets mee kan nemen of omdat je de reis niet eens kan betalen. Dat is armoede in Nederland, een totaal ander beeld, maar het is er echt. We hebben voedselbanken in ‘t Gooi, we hebben voedselbanken in Wassenaar, het zit echt overal. Het zijn echt niet alleen de achterstandswijken in de grote steden. Allang niet meer.”
Als je niet veel hebt, krijg je ondersteuning. In Nederland hebben we een sociaal vangnet. De uitvoering daarvan ligt bij de lokale overheden.
“Over het algemeen is het heel goed geregeld in Nederland. Maar waar geen oog voor is, dat is voor die plekken waar het niet goed loopt. Er is een zorgstelsel inderdaad, iedereen kan een uitkering krijgen. Ja, dat kan wel, maar dan moet je ‘m wel krijgen! En dat gebeurt niet altijd. Niet aansluitend, ik bedoel hè: als je een eigen huis hebt, dan zeggen ze “Ga je huis eerst maar verkopen en eerder hoef je niet aan te komen kloppen.” Je wordt van het kastje naar de muur gestuurd voor hulp.Er is gewoon een groep die tussen wal en schip in valt.
Het grootste misverstand is wel, dat het allemaal luie donders zijn die niks anders te doen hebben dan met hun luie kont op de bank en een biertje naast zich, en een zak chips naar de televisie kijken, maar dat is dus allang niet meer zo. Wij komen mensen bij ons tegen, de doorsnee van de samenleving. Mensen die goede banen hebben gehad, maar door reorganisatie of een faillissement van een bedrijf gewoon volkomen in de problemen zijn gekomen.”
“Ik kreeg te maken met een scheiding wat niet mijn keuze was, maar waardoor ik wel heel erg in de problemen ben gekomen, zowel emotioneel als financieel. Ik werkte en ik werd ziek doordat, ja, de man weg is gegaan. En ik had zo’n jaarcontract, dus dat werd niet verlengd. Dus ik ging naar het UWV, maar dan de ziektewet. Nou, dat is dan maar gebaseerd op een heel klein bedrag waar je van rond moet komen. Soms 10 euro per week of 15 euro per week en daar moest je dan je boodschappen van halen. Nou, dat is geen doen! Ik heb geen auto meer. De auto is weg. Een klein cadeautje voor je kleinkinderen kopen. Dat zit er niet in. De huursubsidie, de toeslagen, die krijg ik nu dit jaar niet meer, want het bleek dat ik vorig jaar teveel heb gehad, omdat er, toen ik huursubsidie ging aanvragen, hebben ze een schatting gemaakt van het inkomen, maar dat bleek dus hoger omdat ik een halfjaar had gewerkt en een halfjaar ziekte-uitkering. Dus ja, dat moet terug.
En daarvoor ga ik naar de gemeente toe om te kijken of ik toch in een soort schuld-hulp-lening terecht kan komen.”
“Wij kijken niet naar wat voor inkomen iemand heeft, want wij zien dat mensen met een inkomen van netto 5000 euro evengoed in de problemen kunnen komen als iemand met een inkomen van 900 euro per maand. Wij kijken dus naar wat iemand overhoudt aan leefgeld na aftrek van alle vaste lasten. En we kijken dan wel heel strikt naar wat die vaste lasten zijn. Om een voorbeeld te noemen: als iemand autoverzekeringen/wegenbelasting opgeeft, dan willen wij wel weten waar die auto voor nodig is. En of dat zo noodzakelijk is. Een vaste telefoonlijn en één of twee mobiele abonnementen komt er bij ons niet door.”