Er zijn archiefbeelden die ik wel honderd keer kan zien. Deze bijvoorbeeld. Kijk: Praag 1948. De communisten hebben net met behulp van Moskou de macht gegrepen. Een uitzinnige menigte juicht de leiders toe. Deze man met die hoed zou die nog leven? Dan ziet hij zichzelf daar staan klappen voor het begin van veertig jaar communistische dictatuur in Tsjechoslowakije. Maar dat wist niemand op dat plein toen nog natuurlijk. In 1938 hadden Frankrijk en Engeland in een wanhopige poging een nieuwe wereldoorlog te voorkomen Tsjecho-Slowakije vrijwel cadeau gedaan aan Hitler. Het was dus niet zo gek dat de Tsjechen na de oorlog het Westen voor geen cent meer vertrouwden. Massaal zetten ze al hun kaarten op de Russen. Bij de eerste verkiezingen na de oorlog werd de Communistische Partij de grootste van het land. Maar al heel snel, in 1948 ging het mis. De communisten grepen met hulp van het Kremlin de absolute macht. Ze schaften de democratie af en arresteerde talloze niet-communisten. Daarna was het afgelopen met de vrijheid. Tsjecho-Slowakije zou voor veertig jaar achter het IJzeren Gordijn verdwijnen. Dit is Jirí Horák. Zijn vader was na de oorlog eigenaar van een glasfabriekje, een kleine tweehonderd kilometer ten zuidoosten van Praag, in het dorpje Brodce. In 1948 werd het fabriekje door de communisten onteigend. Jirí wil ons laten zien wat ervan over is. Dit is de glasfabriek, op nummer 27. De fabriek stond tussen het huis waar we woonden en de turbine. Daar tussenin stond die werkplaats. Jirí heeft een bizar leven achter de rug. Toen de Duitsers in 1939 Tsjechoslowakije binnenvielen, zat hij voor studie in Engeland. Plotseling kon hij niet meer naar huis terug. Hij meldde zich aan als soldaat en vocht zo mee met de geallieerden bij de bevrijding van Europa. Na de oorlog hielp hij zijn vader in de glasfabriek. Maar als de communisten het fabriekje onteigenen, moet hij vluchten. Het leek mij beter om te vluchten. U werd als gezien vijand van het volk? In twee opzichten zelfs. We hadden die fabriek en ik had als soldaat in het westen gediend. Dat was toen een misdrijf. In de eerste dagen dat we er rondlopen maakt het dorp een vriendelijke en vreedzame indruk. Maar de onteigening van de glasfabriek en vooral de veertig jaar communisme daarna lieten diepe sporen na in een kleine gemeenschap. Oud-werknemer Ferda bijvoorbeeld kon de communisten in het dorp niet uitstaan. We hebben gehoord dat er in uw groep geen enkele communist zat. Ik haatte ze. Mevrouw Kousalová's man werkte in de fabriek. Zij weet nog precies wie er wel in de partij zat en wie niet. De gewone mensen hoefden geen communist te worden want ze hadden niets te betekenen. Maar als je ook maar de laagste functie ergens wilde, kon je het wel vergeten als je geen communist was. Dan moest je partijlid zijn. En allemaal hebben ze een gloeiende hekel aan Divis. De communistische voorman uit de fabriek, die nog altijd op dicteer-snelheid spreekt en nergens spijt van heeft. Bent u nog communist? Om de waarheid te zeggen: Ik ben geen partijlid, maar ik voel me wel zo. Wat vonden de arbeiders van de nationalisatie? Waren ze blij? De meesten waren bang. Ze durfden niets te zeggen of hun sympathie voor ons te tonen. Sommigen waren tegen ons, de communisten. Die behandelden ons als vijanden. Franz bijvoorbeeld. Hij was communist. Hij werd ineens de belangrijkste man in de fabriek. Hij mocht mijn vader commanderen. Als mijn vader een ommetje maakte, liep hij achter hem aan met een geweer over zijn schouder. Echt waar? Wat dacht hij dat uw vader ging doen? Hij was van de nationale garde. Hij moest kapitalisten in de gaten houden en voorkomen dat het kapitalisme greep kreeg op de staatsindustrie. U zat in de slijperij, precies tegenover die ene communist. Hoe was het om de hele dag tegen hem aan te kijken? Hier moet je kijken, naar je werk en niet naar hem. Dus het maakte u niet uit dat hij er zat? Och, die twee meter. Ik zat zo en hij zat tegenover mij. We schreeuwden, we scholden op elkaar en maakten elkaar verwijten. Wat verweet u elkaar? Al zeg ik het, dan nog begrijpt u het niet. Hoe was het toen de communisten in 1948 de macht grepen? Ik was toen 14. Maar we waren bang. We wisten niet hoe het zou worden. Hier in het dorp veranderde het niet zo snel. Maar de communisten begonnen steeds meer de lakens uit te delen. Het ging langzaam, maar ze kregen de macht. Lang leve de eerste strijder voor de vrede, een grote vriend van het Tsjecho-slowaakse volk: generalissimo Stalin. Ik herinner me die dag, het was zaterdag. Ik weet nog dat president Klement Gottwald uit de Praagse burcht kwam. De mensen klapten, juichten. Het was een plezier om te zien. In die sfeer leefden wij. De dorpelingen van Brodce waren niet de enigen die dachten dat Tsjecho-Slowakije in 1948 definitief de weg naar het paradijs was ingeslagen. Ook in het verre Praag klapten de inwoners de handen stuk. De hele linkse intellectuele elite steunde de ommezwaai. Het Westen reageerde panisch. Nu toonde Iwan zijn ware gezicht. Binnen een jaar werd de NAVO opgericht. Amerika trok zich niet meer terug uit Europa. Het zou de veiligheid van de West-Europese landen meer dan een halve eeuw garanderen. Voor Jigí Horák leek het leven in die veertig jaar communisme in geen enkel opzicht op de droom die hij had toen hij als soldaat vechtend uit Engeland het vasteland weer binnentrok. Na de teruggave van zijn fabriekje in 1991 hoopte hij opnieuw te kunnen starten, maar van de fabriek was niets meer over. De twee villa's ernaast was hij kwijt en het belangrijkste onderdeel van de fabriek, de waterkracht-turbine waarop alle machines draaiden, was door de overheid aan iemand anders vergeven. Hoe kun je gerechtigheid verwachten van rechters die communisten waren onder het communistische regime? Onder het communistische regime kon je geen advocaat of rechter worden als je geen lid was van de Communistische Partij. Onze rechtbanken zijn weliswaar niet communistisch meer, maar er werken nog steeds oud-communisten. Ze werken er dus nog steeds, en ze gedragen zich ook als communisten. Van hen kun je geen gerechtigheid verwachten. Jirí Horák zal het nooit hardop zeggen, maar hij weet dat zijn glasfabriekje nooit meer opnieuw zal draaien in Brodce. Ons Tsjechië is het centrum, het hart van Europa. Dat heeft onze geschiedenis bepaald. We liggen op de grens tussen Oost en West. En daar lijden we onder. Steeds wil iemand over ons heen walsen.