Als alle botten aan elkaar vast zouden zitten, dan is bewegen erg moeilijk. Daarom zitten botten met verschillende verbindingen aan elkaar: gewrichten bijvoorbeeld. Bij het rolgewricht rollen elleboog en spaakbeen om elkaar heen, hierdoor kan de hand draaien. In je heup zit een kogelgewricht. Het dijbeen heeft als uiteinde namelijk de vorm van een kogel. En die past precies in het komvormige deel van het heupbeen. Daardoor kunnen je benen bijna alle kanten op. Maar er zijn ook andere verbindingen: zoals een kraakbeenverbinding. Tussen de wervels zitten tussenwervelschijven van kraakbeen. Hierdoor kan je rug een beetje bewegen. Het ingewikkeldste gewricht is de knie: dit is een scharniergewricht en het wordt beschermd door de knieschijf. Het kniegewricht lijkt op een scharnier zoals bij een deur bijvoorbeeld. Dankzij kraakbeenverbindingen en gewrichten hebben wij zo’n flexibel skelet, dat we kunnen lopen, rennen en dansen. De één wat beter dan de ander natuurlijk hè.