Muziek en klassieke muziek speelt een hele belangrijke rol in films. Filmmuziek wordt het dan. Filmmuziek is in 1927 ontstaan, daarvoor was het namelijk nog niet mogelijk om geluid en beeld synchroon aan elkaar, dus tegelijk, af te spelen. Films zonder muziek noemen je “stomme films”. Dat betekent dus niet, dat de film stom, maar dat betekent, dat je niks hoort terwijl de film speelt. Nou, dat is natuurlijk hartstikke saai. Zie je? Dat werkt niet. Als je niks hoort, dan zegt het ook weinig.
Daar hadden ze iets op bedacht: ze zetten een pianist neer in de bioscoopzaal en die speelde dan tegelijk met de beelden muziek. En die muziek, die versterkte dan dat wat er gebeurde. Later kreeg je bioscooporgels en dat waren hele bijzondere instrumenten waar een piano in gebouwd was, maar waar ook allerlei andere instrumentjes in gebouwd waren zoals toeters, trommels, belletjes en fluiten, allemaal bedoeld om de details die je in het beeld zag ook in de muziek hoorbaar te maken. En nog een stap verder waren de bioscooporkesten die dan met zijn allen in de zaal zaten en terwijl de film speelde de complete filmmuziek, de soundtrack, bij de film speelden.
Op een gegeven moment werden de bioscooporkesten overbodig en dat kwam, omdat beeld en geluid synchroon aan elkaar afgespeeld konden worden. En ook werd het mogelijk om de spraak en de teksten van de acteurs te laten horen. Filmmuziek kreeg daarmee ook een hele andere functie en tegenwoordig, weet je wel, dat als je in de bioscoop zit, zelfs het geluid en ook de film in 3D kunt beleven. Kortom: het is enorm ontwikkeld.
Soms worden die oude stomme films tegenwoordig weer opnieuw uitgevoerd. Zo heeft laatst het Metropoolorkest bij deze film muziek gemaakt. Moet je opletten wat er gebeurt als je niks hoort… en wat voor effect het heeft als je wél de muziek erbij hoort…
Ah, dat is natuurlijk veel beter, dat maakt het tot één geheel.