Het is de tweede helft van de zeventiende eeuw. Ons land, de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, wordt geleid door een burgerbewind en dat is vrij uniek in Europa. Want de landen om ons heen worden geregeerd door koningen en alleenheersers. De gebroeders De Witt zijn de boegbeelden van dit burgerbestuur. Een intrigerende periode, maar zonder happy end. Tjeerd, Wat is dit? Ja, dat is wel echt een heel apart object uit onze collectie. Het zijn de overblijfselen van de gebroeders De Witt. Het is een getuigenis van een gruwelijke lynchpartij die ja, honderd meter je buiten de deur heeft plaatsgevonden. En wat zien we hier dan precies? Wat is het? Het zijn tong en een vinger. Uhm en het verhaal wat eromheen zit is zo ongelooflijk spannend. Het is wel echt smerig dit. Ja, het zijn wel menselijke overblijfselen en dus moeten we respectvol daarmee omgaan en misschien zelfs respectvol tegen praten. Maar het verhaal is zo ongelooflijk bijzonder spannend. We zijn bij de Gevangenpoort. Daar is het Binnenhof, daar schuin tegenover ons. Het is zaterdag 20 augustus 1672. De broer van Johan, Cornelis, ligt daar op zijn bed. Daar? Ja, bij te komen van de martelingen die hij de dag tevoren heeft gekregen. Vanaf heel vroeg in die ochtend al, in de kroegen en herbergen hieromheen, zitten de notabelen en de schutters, zich op te winden en zich misschien wel te verheugen over de uitspraak, want zij willen de doodstraf. En op die zaterdagochtend spreken ze uiteindelijk vonnis. En dan veroordelen ze hem tot verbanning uit het gewest Holland. Voor de rest van zijn leven. Johan, die hoort natuurlijk ook van het vonnis, en hij komt hier met een koets om hem op te halen. En zonder dat hij het weet, tekent hij hiermee zijn doodvonnis. In die tussentijd verzamelt hier het volk zich. En als ze dat horen dat hij niet ter dood wordt veroordeeld, dan steken ze nog meer in woede dan ze al waren. En die beginnen natuurlijk te roepen: ‘Zij moeten dood, zij moeten dood.’ En ze gaan pamfletten maken, die worden verspreid van huis tot huis. Het gaat dus als een vuurtje door de stad. Doodsangsten hebben ze uitgestaan. Ze kunnen geen kant meer op, als ratten in de val. De schutters, die komen hier ook naartoe. Die besluiten: ‘We gaan het dan zelf wel even regelen.’ Ze bonken op de deuren, er wordt niet opengedaan. En op een gegeven moment forceren ze de deur, komen al tierend en vloekend hier deze kamer naar binnen. Ze pakken de broers beet, ze sleuren ze naar beneden. Cornelis kon nauwelijks lopen, die kermde van de pijn. En ze werden zo van deze trappen door die schutters naar buiten gebracht. De bedoeling van de schutters was om ze naar “Het Groene Zootje’ te brengen. Daar wilden ze hen executeren. Het Groene Zootje was de officiële executieplaats van ‘t Hof van Holland. Maar al die menigte stond hier en die schreeuwden en riepen, er was geen doorkomen aan. En uit ongeduld of door de hectiek en de chaos werd eerst hier op deze plek Cornelis met een klap van een musket tegen zijn hoofd doodgeslagen. En misschien een paar seconden later werd z'n broer Johan met een spies in z'n gezicht gestoken en krijgt hij een nekschot. Hij is afgemaakt. Allebei zijn ze gewoon afgemaakt. Ja, maar daarmee was het verhaal nog niet ten einde. Een lynchpartij met honderden joelende stedelingen. Het moet voor de familie op de Kneuterdijk te horen zijn geweest. Maria van Berckel en haar zoon vluchtten de stad uit. Wanneer vertrekken we eindelijk? Maria van Berckel: Zo snel mogelijk Jacob, op weg naar Den Haag. Moeder, waarom hebben ze… Jacob niet hier, niet hier. Ze mogen ons niet herkennen. Als we thuis zijn dan zijn we veilig, goed? Ik heb dat dus zelf gezien, hè. Hoe ze uit die gevangenis werden gesleurd door een woedende menigte. Wie dan? De regenten natuurlijk, Johan en Cornelis de Witt. De mensen waren echt door het dolle heen, die stortte zich op die gebroeders De Witt. Maar ze waren al dood denk ik. Maar wat toen gebeurde joh? Oh, ik heb echt nog nooit zoiets gezien. Wat dan? Nou, die lichamen werden uiteengereten door dat woedende volk. Allemaal aanhangers van Oranje. En dat geschreeuw. Ze werden in stukken gesneden, gebeten, gestoken. T Was een bloedbad. Maar ze hebben er zelf om gevraagd natuurlijk. Niet luisteren Jacob, niet doen, niet doen. Tenen, de neus, alles werd afgesneden? En jij stond erbij? Ja, kijk wat heb ik gekocht in Den Haag voor een paar stuivers. Het is de vinger van Cornelis de Witt. Echt ja, ze verkochten meer hoor. Het hart, de geslachtsdelen. Maar ik heb de vinger. Die vinger. Ja, die u daar heeft. Die behoorde gisteren nog aan de hand van mijn lieve man. Mijn Cornelis. O. U bent euh. Ja, ik ben Maria van Berckel. Ik ben de weduwe van Cornelis. Schaam je. Kom mee Jacob. Het spijt me, mevrouw. Hoe kon ik weten wie u was?