Ieder jaar in februari is het carnaval. Vooral in Brabant en Limburg, wordt er dan drie dagen gefeest. Je trekt bijzondere kleren aan en je gaat hossen en zingen, of je loopt mee in een carnavalsoptocht.
Als we ver terug gaan in de tijd, dan zien we dat ook toen al carnaval werd gevierd. De oude Grieken en ook de Romeinen dansten al verkleed op speciale feestmuziek. In onze streken was het een voorjaarsfeest, omdat de winter bijna voorbij was. De winter was de moeilijkste tijd van het jaar. Er groeide niets meer en er was dus bijna niets te eten.
De mensen waren ieder voorjaar blij dat de zon langer ging schijnen en dat het warmer werd. Ze bedankten daarvoor de goden. De boze geesten die voor de kou hadden gezorgd werden weggejaagd. Met heel veel herrie en enge maskers. Ook toen de mensen christelijk waren geworden, bleven ze dit voorjaarsfeest vieren.
Het werd een feest dat bij de kerk ging horen en werd gevierd de avond voor de vasten begon. Eerst wilde iedereen nog flink eten, drinken en feest vieren. Dat gebeurde op vastenavond. Tegenwoordig noemt iedereen de vastenavond carnaval.