Scandinavië ligt in Noord Europa en bestaat uit vier landen: Denemarken, Noorwegen, Zweden en Finland. Het landschap in Scandinavië ziet er heel verschillend uit. Helemaal in het noorden is het erg koud. Hier kunnen geen bomen groeien, Je vindt hier Toendra, met wat gras en kleine struikjes. De ondergrond is hier altijd bevroren. Als je meer naar het zuiden afzakt, wordt het iets warmer en zie je dat er wel veel bomen zijn.
Het zijn de naaldbomen die het best tegen de kou kunnen. Naaldbomen noemen we winterharde bomen. De stevige naalden kunnen vocht goed vasthouden en als het vriest in de winter hebben ze daar geen last van. Uit de Zweedse bossen komt veel hout dat we gebruiken om onze meubelen van te maken. Zweden is het land in Scandinavië met de meeste bossen. Die bossen zijn speciaal aangelegd en die noem je productiebossen. Ze zijn alleen bedoeld voor de houtkap en niet om gezellig in te wandelen.
De bomen worden in deze bossen in keurige rijtjes vlak naast elkaar geplant, zodat ze eigenlijk alleen maar ruimte hebben om recht omhoog te groeien. Daardoor ontstaan er vanzelf kaarsrechte bomen en dus later rechte planken. De rechte volwassen bomen worden met grote machines omgezaagd. De takken gaan eraf, zodat alleen de stammen overblijven. Die stammen worden gezaagd, op grote vrachtwagens geladen en naar de houtzagerijen vervoerd.