Het werelddeel Australië ligt aan de andere kant van de aardbol. De periodes zomer en winter zijn daar precies omgedraaid met de seizoenen die wij in Nederland kennen. In de maanden december tot en met maart is het in Australië zomer terwijl het bij ons dan winter is. Maar echt een koude winter is het nooit in Australië en zeker niet in de gebieden waar de woestijn is.
Een woestijn is een gebied met weinig regen, het is er leeg, droog en vooral heel erg warm. Het is voor veel planten en dieren moeilijk om hier te overleven. In de woestijn weet niemand wanneer het weer gaat regenen. Er kunnen maanden en zelfs jaren voorbij gaan zonder dat er één druppel valt! Wanneer de zon schijnt kan hier de temperatuur oplopen tot 50 graden Celsius! De temperatuur van het woestijnzand voelt nog warmer aan. Deze hitte kan levensgevaarlijk zijn. Je kan hier maar beter niet de weg kwijtraken en je moet altijd genoeg water bij je hebben. Je kunt hier makkelijk uitdrogen.
Ondanks de hitte, de leegte en droogte leven er toch mensen in de woestijn van Australië. Hier woont een groep van 3000 mensen, maar die leven niet op een gewone manier: ze wonen namelijk onder de grond. De schoorstenen van de woningen komen hier boven de grond uit. De mensen hebben zich in dit gedeelte van Australië moeten aanpassen aan het klimaat. Boven de grond is het te warm om prettig te kunnen leven, maar onder de grond is de temperatuur zo’n 25 graden. In dit ondergrondse dorp hebben de mensen zelfs een kerk gebouwd. Zo kunnen ze daar toch een bezoekje brengen zonder het heel warm te krijgen. Omdat het vooral overdag erg warm is in de woestijn, slapen de inwoners in de middag. Werken doen ze in de ochtend en in de avond. Dat zijn de koudere momenten van de dag. De inwoners kunnen hun ondergrondse huis dan veilig verlaten en bijvoorbeeld dat ene plantje water geven.
Met materiaal uit: Beagle - In het kielzog van Darwin