Adolf Hitler en de nazi's voeren anti-Joodse maatregelen in. Eerst in Duitsland en daarna in de gebieden die ze bezetten. Ook in Nederland. Met de maatregelen willen ze Joden uitsluiten uit de samenleving. Joden moeten zich registreren, zodat de nazi's precies weten wie er Joods is en waar ze wonen. Stapsgewijs worden er regels ingevoerd. Joodse kinderen moeten naar aparte scholen en Joden mogen niet meer naar restaurants, niet meer naar bioscopen en niet meer naar het park. Ze mogen niet meer met het openbaar vervoer reizen en ze mogen alleen nog maar op gezette tijden hun boodschappen doen en alleen nog maar in Joodse winkels. Bordjes met voor Joden verboden verschijnen door heel het land. Moet je je voorstellen dat je opeens op allerlei plekken niet meer mag komen, enkel alleen omdat je Joods bent. Joden moeten een gele ster op hun kleding dragen, zodat ze op straat herkenbaar zijn als Joods. De Joodse Raad, aangesteld door de nazi's, moet deze maatregelen binnen de eigen gemeenschap bekendmaken en doorvoeren. Via het Joods Weekblad worden de maatregelen bekendgemaakt. En voor wie zich hier niet aan houdt, zijn er consequenties. Zo bericht het Joods Weekblad op 7 augustus 1942 in opdracht van de nazi's. Alle Joden die geen Jodenster dragen, zullen naar het concentratiekamp Mauthausen gebracht worden. Door alle maatregelen wordt het leven van Joden steeds moeilijker gemaakt. Ze zijn afgezonderd van de rest van de samenleving. En omdat de maatregelen grotendeels alleen binnen de Joodse gemeenschap worden verspreid, hebben veel Nederlanders niet door dat Joden uit het straatbeeld verdwijnen. In de eerste instantie lijken de maatregelen niet zo drastisch en houden de meeste Joden zich netjes aan de regels in de hoop dat het niet erger zal worden. Maar dan valt bij de eerste groep Joden de oproep op de mat om zich te melden voor een werkkamp. En dan blijkt dat de maatregelen pas het begin zijn.