Hier drinkt hij bier uit een flesje. Zie je het flesje? Op een dag zullen mijn kleinkinderen zien wat voor opa ze hadden. Maar ze spreken alleen Engels of een andere buitenlandse taal. We kunnen elkaar niet verstaan. Wonen je kleinkinderen in het buitenland? Ja. Ik heb vijf kinderen. Maar niemand woont hier in de buurt. Ze vinden me een zigeuner. Ze zeggen: Hij is een zigeuner, het is niet mijn opa. Een zigeuner is een sneue man, een bruut. Ze behandelen me niet als hun opa. Het enige goede, zegt men hier, dat het EU-lidmaatschap Bulgarije heeft gebracht is de mogelijkheid om in het buitenland te werken. Men zegt ook dat intussen vijf van de negen miljoen Bulgaren werk hebben gezocht in het buitenland. Ook de vijf kinderen van berentemmer Radi zijn vertrokken. Zijn enige vertier is één bezoekje in de week aan het café. En dat is ook de enige keer dat hij zich scheert. Een biertje. Vroeger had ik een beer. Hier heb je 50 cent. Al onze wegen zijn gescheiden. Mijn vrouw, de beer, mijn kinderen, ze zijn allemaal hun eigen weg gegaan. De een is die kant op, de ander is de andere kant op. De barvrouw kent Radi’s verhalen inmiddels uit haar hoofd. Zijn vrouw is dood, zijn beer is weg en al zijn kinderen zitten in het buitenland. Meestal loopt hij later een beetje wankel en eenzaam naar huis. Maar deze avond liep het anders. Ineens ging zijn telefoon. Het was zijn dochter, die in Griekenland woont. Om hem te verrassen was ze naar Jagoda gekomen. Ze zat hij hem thuis te wachten. We worden gefilmd. Dat wil ik niet. Ik ook niet. Niet filmen, niet filmen. Toen ze de camera zagen, namen ze allemaal de benen. Behalve de dochter. Ze willen niet dat hun vrienden hen zo zien. Dan worden ze uitgelachen. En er wordt gevraagd: Is dat jouw opa? Leven jullie echt zo in Bulgarije? Vandaar. Hij heeft hier echt een ellendig leven. Als ik hier nog woonde, zou ik gedwongen zijn om te liegen en te stelen. En nog wel meer om mijn familie te kunnen voeden. Zo gaat het nu in Bulgarije. Wat voor werk doe je in Griekenland? In cafés, hotels. Er is zat werk in Griekenland. Maar het is seizoenswerk. Geen vast werk. We zijn van plan om weer verder te trekken. Tot een paar jaar terug hadden we het naar ons zin op het eiland. Maar de laatste tijd zie je steeds meer van die Taliban. Of hoe noem je die ook alweer? Er zijn veel mensen verdronken, ook kinderen. Daarom komen er nu geen toeristen meer. Die willen niet meer in de zee zwemmen. Want je kan er zomaar het lijk van een kind of een volwassen man zien drijven. Sindsdien is het er gedaan met het toerisme. De buitenlanders komen niet meer. Op welk eiland zitten jullie? Op Lesbos. Zo noemen ze het. Maar er is daar geen werk meer. Dus we gaan er weer weg. Jullie moeten er weg. We gaan naar Rhodos. Wij zijn eigenlijk net als die mensen. Wij zijn ook op de vlucht sinds we weg zijn uit Bulgarije. In het begin kregen wij ook hulp. De Grieken gaven ons wat ze konden. Het zijn goeie mensen. Ze laten je niet op straat liggen. Maar hier laten ze je als een hond creperen. Wat kun je doen? We volgen allemaal ons eigen pad en leven ons eigen leven.