Er is een prachtige plek. Er is geen pijn, verdriet of dood. Het paradijs. Daar wonen Adam en Eva. De allereerste mensen die God maakte. Ze spetteren er in hun blootje rond, plukken fruit van de takken en ze spelen met alle dieren. Behalve met... Sssss... Slang!
Slang is boos op God. Want hij wil graag de baas over alles zijn. Ik krijg die mensen wel in mijn macht. 's Avonds wandelen Adam en Eva samen met God door het paradijs. Ze vertellen Hem alles. God neemt ze mee naar een boom, midden in het paradijs.
God neemt ze mee naar een boom, midden in het paradijs. Dit is de levensboom, zegt God. Als je hiervan eet, dan leef je voor altijd. Daarna laat God ze een andere boom zien. Dit is de Verboden Boom. Als je hiervan eet, ga je dood. Wat is dood? zegt Eva. God laat een blaadje van de boom vallen. Het wordt bruin en geel. Hij droogt op en dan verdwijnt hij. Ooooh. Adam en Eva willen niet verdwijnen! Ze zullen nooit van de verboden boom eten.
Ssssss... Slang heeft het gehoord. Hij bedenkt iets gemeens. Adam en Eva vallen in slaap. Sssss!! Eva wordt wakker. Daar is slang! Hij sist: God houdt jullie voor de gek. Als je hiervan eet, ontdek je wat goed en wat slecht is. Dan weet je net zoveel als God. Eet maar, Eva, ik zeg helemaal niks. Adam rekt zich uit. Eva laat hem de appel zien. Met een hap eruit. Wat heb je gedaan, Eva?! Wil jij ook net zo veel weten als God? vraagt Eva. Adam hapt. Oei.
Adam! Eva! roept God. Hij wil net als altijd met ze praten. 'Waarom verstoppen jullie je?' 'We zijn in ons blootje!' Adam en Eva schamen zich. 'Hoe weten jullie dat ineens? Hebben jullie soms van de Verboden Boom gegeten?' 'Het is haar schuld!' Adam wijst naar Eva. Nietes, roept Eva. Het komt door Slang! Hij zei dat we moesten eten.
God is er verdrietig van. Hij is boos op Slang. Hij geeft hem op z'n kop. Slang! Jij blijft het de mensen misschien moeilijk maken. Maar ik zorg ervoor dat er iemand komt die jou zal doodslaan. Voor altijd.
Adam en Eva kennen nu pijn en verdriet. God zegt: Als jullie nu eten van de Boom van het Leven, blijven jullie voor altijd leven. En dan blijven jullie ook voor altijd bang! Dat wil Ik niet. Daarom moeten jullie weg uit het paradijs. Maar: Er komt een dag dat jullie wel weer bij Mij wonen en dan kunnen jullie lekker van de Levensboom eten.
Adam en Eva gaan de wijde wereld in. Ze krijgen kinderen en vertellen hen het verhaal. Er is een prachtige plek. Er is geen pijn, geen verdriet en geen dood. Het paradijs. En ooit zullen we er weer wonen. Hebben jullie een lievelingsplek?