Er zijn een heleboel mensen op aarde. In alle kleuren, maten en vormen. Maar moet je voorstellen dat er nog helemaal geen mensen bestaan. Stel je voor dat er nog nergens een mens te zien is. Stel je voor dat er nog geen planten zijn. Nog geen dieren. Nog geen piepklein grassprietje. Stel je voor dat er nog helemaal niks is!
In het begin, heel heel lang geleden, was er helemaal niks. Alleen God was er. En God heeft een heel mooi plan: Hij gaat mensen maken. Maar daar begint hij niet mee.
Het allereerste wat God doet, is licht maken. Dat is handig, want in het donker zie je niks. Het licht en donker noemt Hij 'dag één'. De tweede dag zegt God: 'Lucht en water!' Wauw! Wat een golven! Wat een mooie lucht! Hmm, maar nog wel een beetje ongezellig. De derde dag duwt God de zee opzij. Strand! God laat alle bomen en planten groeien. Het groeit en bloeit in alle kleuren van de regenboog. De vierde dag maakt God iets heel groots. Het is rond en het is heel heet. De zon. De zon. De zon maakt hij voor de dag, en voor de nacht maakt hij de... Maan. Maan. Met allemaal twinkelende sterren. Dan is het de vijfde dag, dan vult God de lucht met vogels. De zee vult hij met vissen. Overal zijn er vogels en vissen, in alle kleuren, maten en vormen. Wat een gefladder en gespetter! Dan is het de zesde dag. God maakt alle dieren op het land. Overal klimmen, kruipen en springen ze. Wat voor geluiden maken ze? Weten jullie dat? Oe oe aa aa! En wat nog meer? Wraaaaah! En een schaap? Meh-eh-eh-eh. Ja, wauw! Wat een dierentuin!
En dan, nu zijn wij aan de beurt. God wil iemand maken die op hem lijkt. Iemand die meer zegt dan alleen 'mehhh' of 'piep'. Hij pakt een beetje aarde. Van die klei maakt hij een hele vreemde vorm. 'Pffffffff' doet God. De allereerste mens begint te ademen. Hij kijkt om zich heen. 'Ben ik dit?' Ja. 'Wauw, wat een prachtige plek. Mm, wat zijn die dingen die aan de bomen hangen lekker!' God laat alle planten en dieren aan de mens zien. Hij zegt: 'Jij mag voor ze zorgen. Geef ze een mooie naam.' Weten jullie een mooie naam te verzinnen? Olifant, tijger. Paard. Giraffe, tijger. Een leeuw! Die laat hij allemaal aan de mens zien.
De zevende dag is speciaal. Dan rust God uit. God en de mens kijken samen naar de zonsondergang. 'Wauw', zegt de mens. 'Wat is het mooi! Goed gedaan, God.' 'Ja, goed hè.' Toch? Ja! Vinden jullie het ook mooi? Ja. Wat vinden jullie mooi? Eh, dieren. Planten. Bomen.