Sommige schrijvers leken wel geboren met reiskoorts. De meest rusteloze was ongetwijfeld J.J. Slauerhoff , geboren en opgegroeid in Leeuwarden en omgeving. ‘Nergens voel ik mij zo levend als op zee’ zo wist hij al snel. Het vaderland met zijn schrijvertjes vond hij benepen en achterlijk. Ze hielden zich vooral bezig met ‘binnenwater, binnenland, binnenkamer, binnengedachten’.
Na zijn eerste zeereizen is Slauerhoff al helemaal van Holland los. Een stroom gedichten getuigt ervan.
Ik ben een gedoemde zwerver, waar moet ik anders heen?
Maar gelaten door de wind gaan, weg uit de stad van steen.
Geen vrouw, geen haard verwacht mij. Ik blijf ook liever zonder.
Ik heb genoeg aan een pijp op wacht, en een glas in het vooronder.
Slauerhoffs gezondheid was slecht, hij leed aan astma en later kwam daar tuberculose bij. Wanneer hij terugkeerde in Nederland was het om aan te sterken, en zijn vrienden te ontmoeten. Slauerhoffs roman Het verboden rijk laat zien hoe iemand een lotgenoot of zelfs een vriend kan vinden in een andere tijd, een andere eeuw. We volgen de over zeeën zwervende Portugese dichter Camoës - een historische figuur uit de 16de eeuw - die nauwelijks navigatieinstrumenten tot zijn beschikking heeft en voortdurend in isolement lijkt te leven. Hij belandt op de kust van China en wordt onvrijwillig meegevoerd op expeditie de binnenlanden van China in. Verder weg van het Westen lijkt niet mogelijk.
We volgen ook in het heden een marconist die in China terecht komt. Hij ontdekt er een man in kleding van eeuwen geleden, die zit te schrijven.
‘Voor den schrijvenden man scheen de wereld verder niet te bestaan, alleen zag ik soms hoe hij even zijn vuist balde en rillend scheen te lijden'; hij hield een ogenblik op, schreef dan weer verder. Wat had ik met dien schrijvenden man te maken?
Wat volgt is een adembenemend gevecht tussen twee eenzame mannen, gescheiden door eeuwen, die desondanks toch met elkaar lijken te versmelten. Reizen ging over in hallucineren. Kom, liet ik maar weggaan, maar daar merkte ik, dat ik mij zelf niet meer was. Ik was verdwenen.’