Tot de negentiende eeuw had elke plaats in Nederland zijn eigen tijd, die af te lezen was van de kerktoren. Als de zon precies in het zuiden stond, was het 12 uur ’s middags. Daardoor was het in Oost-Groningen altijd een kwartiertje later dan in Zeeuws-Vlaanderen. Maar daar had niemand last van, want er was toch nog geen 8-uurjournaal. En geen tv.
Maar toen kwam de trein. En met al die lokale tijden was het nogal lastig om een duidelijk spoorboekje te maken. Daarom werd in 1866 de spoortijd ingevoerd: 1 tijd voor treinend Nederland, afgeleid van ‘de klok van het Paleis op den dam te Amsterdam’. Maar vanwege het internationale treinverkeer gingen de spoorwegen in 1892 over op de Greenwichtijd, die 20 minuten achterliep op de Amsterdamse tijd, die weer afweek van alle plaatselijke tijden. Zo kon je met de trein om 12 uur 11 uit Duitsland vertrekken, om 11 uur 42 in Venlo aankomen, waar op dat moment de wijzers van de torenklok op 12 uur 7 stonden. En daar werd niemand wijzer van.
In 1909 werd daarom de Amsterdamse tijd bij wet in heel Nederland ingevoerd. Lekker duidelijk. In 1940 moesten we van de Duitsers over op de Midden-Europese Tijd, en sindsdien kijken ze van Spitsbergen tot San Marino, om 8 naar ons journaal. Of natuurlijk naar Goede Tijden, Midden-Europese Tijden.