‘Wees niet ‘juffrouw de Beauvoir’, maar wees jezelf.’ Dat schrijft Simone de Beauvoir als achttienjarige in haar dagboek. Ze geeft zichzelf de opdracht om zich vooral niet sociaal wenselijk te gedragen. Ze wil zélf haar leven vormgeven.
Samen met studiegenoot en grote liefde Jean Paul Sartre,vormt ze al gauw de kern van de groep existentialisten die elkaar ontmoeten elkaar in rokerige cafés in Parijs. Deze groep filosofen gelooft dat elk mens verantwoordelijk is voor zijn of haar eigen leven. Er valt niets af te schuiven op een god of andere mensen. Met elke levenskeuze die we maken, bepalen we zelf onze toekomst. De Beauvoir voegt daaraan toe dat de situatie waarin je leeft zer nogal toe doet. De een is veel vrijer in het maken van keuzes dan de ander.
In die tijd worden getrouwde vrouwen nog gezien als handelingsonbekwaam: ze mogen niet werken, geen bankrekening openen en niet op reis zonder toestemming van hun man. De Beauvoirs boek De Tweede Sekse uit 1949 slaat dan ook in als een bom. Ze schrijft hierin: “Je wordt niet als vrouw geboren, je wordt tot vrouw gemaakt.” Een zin die later wereldberoemd zou worden. Meisjes worden volgens haar van jongs af aan aangemoedigd om zich klein te blijven en zich aan te passen. Als voorbeeld somt ze ook de bekende sprookjes op, waarin alle vrouwen mooi zijn, niets doen dan wachten en worden gered door een man. Ze spoort vrouwen aan het heft in eigen handen te nemen.
In haar eigen leven doet ze dat ook. Met Sartre sluit ze een vooruitstrevend verbond. Ze zijn elkaars liefde voor het leven, maar behouden hun eigen leven en zijn vrij om seks te hebben met anderen, zolang ze het maar eerlijk vertellen. Dat levert heus ook jaloezie op. Want wat betekent de vrijheid van de één voor de vrijheid van de ander? Maar het hebben van hun eigen leven doet niets af aan hun liefde. Na de dood van de Beauvoir in 1986 worden de twee in hetzelfde graf begraven.