Mensen bestuderen het heelal al duizenden jaren. Het lijkt ingewikkeld, al die sterren en planeten, nevels en kometen. Maar het heelal zit veel logischer in elkaar dan je misschien denkt. Zeker als je het bekijkt van klein naar groot. Dit is de aarde, het ruimteschip waar we met zijn allen op wonen. Rond de aarde draait de maan. En samen draaien de maan en de aarde rond de zon. Dat heeft alles te maken met zwaartekracht. Alle sterren en planeten in de ruimte hebben zwaartekracht. Daarmee trekken ze aan hun omgeving. En waar zwaartekracht is, daar gaan dingen draaien. Er zijn acht planeten in ons zonnestelsel. Te beginnen met Mercurius en Venus, dichtbij de zon. Het is er bloedheet, je zou er niet kunnen wonen. De derde planeet vanaf de zon is de aarde. Een blauwe bol, omdat ie voor twee derde bedekt is met water. Iets verderop staat onze buurplaneet Mars. Hij is rood, omdat er veel geroest ijzer in de grond zit. Een heel stuk verderop kom je een voor een de reuzenplaneten tegen. De grootste planeet van ons zonnestelsel is Jupiter. Hij heeft 67 manen. Dan Saturnus, met zijn prachtige ringen, van steen en stof. Daarna de planeet Uranus, die is blauw omdat er veel methaan in de atmosfeer zit. En dit is zijn tweelingbroer, Neptunus. Uranus en Neptunus zijn forse planeten, de aarde past er zo’n zestig keer in.