Nederland behoort tot de absolute wereldtop.
Kijk maar naar onze dijken meesterschilders, voetballers, maar vooral ook naar onze boeren. Nederland is dan wel niet zo groot. We zijn groots in vee... en veedichtheid. Want als er één ding is waar Nederland goed in is, is het landbouw. Na de VS zijn we de grootste voedselexporteur ter wereld. Best knap voor zo'n klein landje. Maar die landbouwgrootsheid leidt nu tot stikstofcrisis. En tot boze en bange boeren.
‘Stik in je stikstof.’ ‘Emotioneel.’ ‘Ik ben er wel een beetje verdrietig van.’ ‘Dit is onhaalbaar.’ ‘Dit is onrealistisch.’ ‘Als wij weg zijn, komen we niet meer terug.’
Dit is Nederland, landbouwsupermacht, uitgelegd.
Ik begin met wat cijfers. Want waar moet je aan denken, als 't gaat over landbouw? Allereerst, dat is meer dan alleen de veehouderij. Je hebt ook nog de akker- en tuinbouw bijvoorbeeld. De totale verdiensten in die landbouwsector? Dat was in 2020 71 miljard euro.
Maar wat we hier produceren, blijft niet allemaal hier. Zo'n 60 procent is voor de export - vooral Europa in. Alleen zij exporteren meer dan wij. Terwijl 'wij' 237 keer in de VS passen. Maar, in de Nederlandse exportcijfers tellen ook zogenaamde 'doorvoergoederen' mee. Producten die in Rotterdam aankomen en bijna direct weer doorgaan. Bijvoorbeeld bananen en avocado's. Maar alsnog: ook met die doorvoer eraf komt nog steeds ruim 70 procent van onze landbouwexport echt van Nederlandse bodem. En dat is vooral vlees en zuivel. Dat betekent dat je, naast 17 miljoen medebewoners, Nederland ook deelt met onder meer 3,9 miljoen koeien en 11,4 miljoen varkens.
Al het vee in Nederland bij elkaar heet de veestapel. En van álle EU-landen heeft Nederland in totaal de meeste geiten, schapen, varkens en koeien per vierkante kilometer. Vergelijk je ons met bijvoorbeeld België, qua landoppervlak ongeveer hetzelfde dan hebben wij er hier bijna twee keer zo veel. En kort gezegd: de mest en urine die die dieren produceren zorgt voor stikstofuitstoot.
In de buurt van sommige beschermde natuurgebieden is die uitstoot zó hoog, dat het kabinet nu moet ingrijpen. De stikstofuitstoot moet omlaag. En daarom staat in kabinetsplannen dat de veestapel kleiner moet. Met dit als resultaat.
Om te begrijpen hoe we überhaupt aan zo'n grote veestapel zijn gekomen, neem ik je even een stukje mee terug in de tijd. Want 'het boeren' is volledig verweven met de Nederlandse geschiedenis. Ons land is namelijk zeer geschikt voor de landbouw. Het is plat én we zijn Neder-land, laag land. Overal is water. Dat betekent: vruchtbare grond en lekker voor de handel. Hoewel wij niet het énige land in Europa zijn met een lekkere ligging, gingen wij wel een heel stuk sneller vorige eeuw van dit...
Zo bewerken sinds eeuwen, overal ter wereld, boeren hun akkers. Voedsel, de meest elementaire behoefte van de mens.
Naar dit...
Die ontwikkeling begon rond 1880. Toen Nederland, ten opzichte van andere landen, een tactische keuze maakte.
De Verenigde Staten zijn dan dé grote graanleverancier voor Europa. Maar veel Europese landen willen hun eigen graanproductie beschermen en sluiten de grenzen voor goedkoop Amerikaans graan. Nederland niet. Wij gooiden de grenzen juist open. Door grote gewassen zoals graan te importeren, kon Nederland zich focussen op specialisatie. In bijvoorbeeld veehouderij, tuinbouw en aardappelen.
Dan, fast forward. Naar ná 1945. Nederland ligt na vijf oorlogsjaren in puin en heeft honger. Mede doordat buitenlands graan amper het land in komt.
Onder anderen deze guy komt met een plan om Nederland er weer bovenop te helpen. Hij dacht: wie niet sterk is moet slim zijn. Er moest voedsel komen. Veel voedsel. Dat is A: goed tegen de honger. Maar B: vooral heel goed voor de economie.
Mansholts plan is: we gaan landbouw-exporteren.
Vanaf eind jaren '40 zet de overheid in op efficiëntie en modernisering om dat mogelijk te maken. Dus er gaat geld naar boerenbedrijven, en alle ballen gaan op onderzoek en innovatie. Hét toverwoord is: schaalvergroting. In de jaren 50 en 60 groeien boerderijen en gaat de productie drastisch omhoog. Dat kwam door allerlei factoren. Zoals de komst van machines. En dat gebeurde eigenlijk op heel veel plekken. De Nederlandse welvaart neemt toe: de lonen stijgen in alle sectoren.
Boeren is hard werken, en als je een vette boterham kunt verdienen buiten de landbouw, is dat aantrekkelijk. De boeren die stopten, verkochten hun grond aan anderen, die zo weer groter werden.
Oké: arbeid is dus duur - en machines zijn goedkoop en efficiënt. Mits je die op grote schaal gebruikt. Dus op die manier komt de mechanisatie en modernisering van de landbouw in een stroomversnelling terecht.
En misschien is het je weleens opgevallen: van boven ziet Nederland er zó uit. Bijna als een strak geblokt tafelkleed. Dat komt door de ruilverkaveling die met de schaalvergroting op gang komt. Boeren hebben allemaal kleine stukjes land en gingen onderling wisselen, zodat er grotere stukken land ontstonden die efficiënter te bewerken waren.
Vanaf de jaren 60 zie je dus steeds vaker dit:
Alleen volledige automatisering kan tot grote productie leiden.
Op een lopende band wordt het voer langs de legbatterijen geleid. De werkdag van een kip duurt hier achttien uur.
Als boer heb je eigenlijk twee keuzes: meedoen en dus: groeien, of kappen. Want ontwikkel je niet mee, dan kun je ook niet concurreren. Overigens, schaalvergroting gebeurt in heel veel sectoren. Kruideniertjes bestaan nu bijvoorbeeld ook niet meer, dat zijn supermarkten.
Als je dat weet, klinkt het dus ook minder gek dat het aantal boeren grofweg elke twintig jaar met de helft daalt. Terwijl de sector niet krimpt. Kijk maar wat er in dezelfde jaren met de veestapel is gebeurd: De landbouw gaat door het dak. Mede ook door die Mansholt dus. Hij nam trouwens in 1962 zijn plannen mee naar de voorloper van de Europese Unie, waar werd nagedacht over een gemeenschappelijk Europees landbouwbeleid. Ze besloten daar dat Europese landen graanvervangers zoals soja zonder importheffingen kunnen kopen.
En let wel: van soja maak je krachtig veevoer, waar je dikker vee van krijgt. En raad eens waar dat Europa binnenkomt? Jep. Rotterdam. Ideaal voor Nederlandse boeren dus. Het effect: de veehouderij groeit door en door.
En dit zijn allemaal factoren die eraan hebben bijgedragen dat Nederland een agrarische supermacht werd. Onze boeren horen bij de slimste, efficiëntste van de wereld. We importeren hier veel veevoer en exporteren veel agrarische producten.
Maar... wat blijft hier liggen? Jep, de keerzijde van het agrarisch succes. Die intensieve landbouw is niet goed voor het milieu. Naast voorloper in de wereldwijde landbouw, werd Nederland door de jaren heen ook een mega poep- en plasfabriek. Mede daarom belanden te veel schadelijke stikstofverbindingen in de natuur.
Doordat bepaalde planten daar heel goed op gaan, verdwijnen andere plantensoorten juist. En ook de dieren die daarvan leven. De natuur lijdt eronder.
Kijk maar. Wat betreft stikstofuitstoot doet het kleine dichtbelandbouwde Nederland het dus slecht, vergeleken met andere landen. En terwijl de stikstofcrisis nog niet zo heel oud is, weten de politiek, de banken en de industrie al heel lang dat mest een probleem is. Het ministerie van Landbouw waarschuwde er al voor in de jaren 60.
En twintig jaar later nog steeds.
De directe aanleiding is het grote mestoverschot in de intensieve veehouderij. Er zijn miljoenen tonnen mest te veel. Omdat de mest schadelijke stoffen bevat, is het een milieuprobleem van de eerste orde.
Maar niemand - en vooral de politiek niet - zei: het wordt te veel zo. En daarom groeide de agro-sector gewoon door. Met name ook omdat met de groeiende welvaart en globalisering de vraag naar landbouwproducten enorm blijft: melk, vlees, enzovoorts, is niet aan te slepen.
Tegelijkertijd groeit ook het milieubewustzijn in de wereld en daarmee de druk op de landbouw.
En de Europése milieuregels worden steeds strenger. De regering vroeg om dierwelzijn, boeren hebben geïnvesteerd in dierwelzijn. De regering stelde milieu-eisen, boeren investeerden en voldeden aan milieu-eisen.
Daardoor zijn we wel gegroeid. Want bij elke investering die we deden, zeiden de banken: 'Prima, maar dan ga je tien koeien meer melken.' En nu zegt de regering: ga maar halveren.
We zijn naar een klif gedreven en nu? Wat moeten we nu?
Boeren investeren flink in hun bedrijf om de boel bij te kunnen benen. Neem bijvoorbeeld de 'emmissie-arme vloer'. Die moesten sommige boeren in hun stal leggen. Is beter voor het milieu. En ze kregen er weliswaar subsidie voor, maar moesten toch ook een heel groot deel zelf betalen. Maar nu blijkt die vloer niet goed genoeg.
‘Drie jaar geleden is deze stal nieuw gebouwd.
We hebben toen meteen gekozen voor een emissie-arme vloer. Dat was toen goedgekeurd. En drie jaar later hoor je toch dat ie niet voldoet. Wanneer is het wel goed?
Je denkt overal aan te voldoen en voor de toekomst klaar te zijn. Maar dat blijkt toch weer niet zo te zijn.’
In 2019 verandert opeens alles: de stikstofcrisis.
‘Dit is een crisis voor ons land van een ongekende omvang. Ik heb 'm in mijn negen jaar in deze baan, in deze heftigheid niet eerder meegemaakt.’
De Raad van State, de hoogste rechter die de overheid controleert, oordeelt dat het Nederlandse stikstofbeleid niet deugt.
De Raad van State vindt dat de overheid kwetsbare natuurgebieden niet voldoende beschermt tegen stikstof. Die uitspraak betekent: de stikstofuitstoot in moet in Nederland drastisch omlaag.
En de ogen zijn vooral gericht op de boeren. Want uit berekeningen van het RIVM blijkt dat 40 procent van de neerslag op kwetsbare natuurgebieden met te veel stikstof van de landbouw komt. De andere 40 procent komt uit het buitenland, en de rest van industrie en verkeer.
De boeren zijn woest. Een deel van hen zet vraagtekens bij de berekeningen en vindt dat andere sectoren onterecht minder hard worden aangepakt. En ze vinden het oneerlijk dat zij nu opeens drastisch worden aangepakt.
Om brandjes te blussen. Die wij dan in de praktijk een plek moeten geven.
Als de doelen die door de politiek zijn gesteld hetzelfde blijven, betekent dat onherroepelijk dat sommige boerenbedrijven zullen verdwijnen. Hoe dat er precies uit gaat zien, ligt bij de provincies. Want zij hebben namelijk de taak gekregen om dit probleem aan te pakken. Voor sommige boeren betekent dat dat na generaties boeren ze hun land en levensstijl kwijtraken. Maar de politiek houdt voet bij stuk.
Dat het uiteindelijk tot een reductie van de veestapel zal leiden, dat is evident. En nu zijn we hier beland.
‘Wij zijn hier nu de lul!’
Althans, dit is wat nu het beeld bepaalt. Maar niet alle boeren reageren hetzelfde. Er zijn er ook die willen nadenken over een oplossing en gewoon perspectief willen voor hetgeen waar zij generaties lang voor hebben gewerkt, ook voor de toekomstige generaties. Hoe dan ook, over dit complexe onderwerp is het laatste woord nog niet gezegd.