Dit zijn asperges. Asperges zijn de stengels van een aspergeplant. Als een zaadje van een aspergeplant in de grond komt, kan daar een aspergeplantje uitgroeien.
De stengel komt boven de grond. En uit de hoofdstengel komen kleinere stengels, die zich ook weer vertakken. Al die stengels krijgen blaadjes. In het eerste jaar dat de aspergeplant groeit, laat de tuinder de plant doorgroeien. De asperge is dan nog niet geschikt om te oogsten. De plant sterft dan vanzelf af, maar de wortel van de plant blijft leven.
In het jaar daarna loopt de wortel onder de grond weer uit. Tot een dikke witte stengel. De asperge. Als de tuinder die asperge niet oogst, maar laat zitten, groeit de aspergeplant door. Er komen heel veel blaadjes aan. Ook zie je bloemknoppen verschijnen.
Na een tijd vouwen de bloempjes zich open. Het zijn mannelijke bloempjes. Dat zie je aan de gele bolletjes, de meeldraden met stuifmeel.
De bij op zoek naar nectar, kruipt in de bloem en krijgt hierdoor stuifmeel op haar lijf. Even later landt dezelfde bij op een vrouwelijke aspergebloem.
Vrouwelijke bloemen hebben geen meeldraden, maar een stamper. De bij brengt een beetje stuifmeel op die stamper. Elke stuifmeelkorrel vormt een lange buis. Die buis groeit naar de eicellen toe, die onder in de stamper zitten. De eicellen worden zo bevrucht, waarna elke eicel zich ontwikkelt tot een zaadje.
De stamper wordt na de bevruchting groter en groter. Hij verandert steeds meer in een bes. Je ziet de bloemblaadjes er nog aan zitten. De bes wordt dikker en dikker. Als de bessen rijp worden, verandert de kleur van groen naar rood. Meestal zitten er in één bes vier donkere zaadjes.
Als de bessen rijp zijn, sterven de stengels en blaadjes af. De plant wordt geel en de stengels verdorren.
De bessen met de zaadjes blijven achter. En als zo´n bes op de grond valt, kan het zaadje weer uitgroeien tot een nieuwe aspergeplant.