Niet zo heel lang geleden noemden wij onszelf Joegoslaven. De een was Serf, de ander Kroaat en de derde Moslim. Dat hoorde niet uit te maken, vond onze leider Tito. We lieten de oude conflicten op de Balkan achter ons en smolten samen tot één volk, één land. Maar Tito stierf en met hem de droom van een gelukkig, verenigd Joegoslavisch volk. Ineens waren we weer Kroaten, Moslims en Serven. We begonnen een gruwelijke burgeroorlog waarin alles vernield werd wat we onder Tito hadden opgebouwd. En nu? Nu is het vrede. Het ergste puin is opgeruimd, maar ons hoofd en hart liggen nog vol brokstukken. Ik besefte dat er iets heel ergs was gebeurd in mijn stad. Vroeger hadden we een grote familie. We kenden ze allemaal. We weten ook allemaal waar hij naar zoekt. Mijn terugkeer in Bosnië en Herzegovina en zeker mijn terugkeer in Prijedor, waar ik voor de oorlog woonde, kwam voort uit de wens om de lichamen van mijn familie te vinden. Fikret verloor zijn familie toen de oorlog hier in Prijedor op zijn hevigst was. We wisten toen natuurlijk al dat het goed mis was. Buren werden plotseling van hun bed gelicht en verdwenen soms voorgoed. Westerse journalisten ontdekten daarna kampen bij Prijedor waar moslims en Kroaten werden vastgehouden. Hoe zijn de omstandigheden hier? Hoe is de situatie? Ik weet niet of ik iets mag zeggen. De Serven zeggen dat jullie moslimstrijders zijn. Klopt dat? Ik ben geen strijder. Ik heb nooit gevochten. Nooit. Het kamp Trnopolje heeft maar een paar maanden bestaan. Het werd snel gesloten toen deze beelden de wereld overgingen. Verontwaardigd sprak men over de terugkeer van concentratiekampen in Europa. Later bleek dit geen vernietigingskamp te zijn, maar een doorgangskamp. Maar ook daar kun je als bewaker flink tekeergaan. In een winkeltje naast het voormalige kamp zijn ze het onderwerp wel een beetje zat. Een verzamelcentrum is geen concentratiekamp. Ken je het verschil? In een verzamelcentrum worden mensen opgevangen. Ik was toen nog klein. Ik was jong. Dus ik kan er helaas niks over zeggen. Vanuit hier gingen ze weer verder. Vielen er slachtoffers? Nee. Toch zeggen jullie ‘concentratiekamp’. Alleen moslims noemen het zo. Tot ziens. Tot ziens, bedankt. Ik weet er niks van. Ik ben in 1994 geboren. Ik was nog maar net geboren. Als het tenminste toen plaatsvond. Weet u, ik heb geen informatie voor u. Ik was erbij en ik heb er genoeg van. Ik vind dat de waarheid gekend moet worden. Die moet worden verteld aan de jongere generaties. Maar de schuld ligt niet alleen bij ons. Er moet wel gepraat worden, maar niet in een context van haat of onverdraagzaamheid. Dit is mijn eerste vandaag. Dat voel je. De plaatselijke jeugd kent Prijedor enkel als een Servische stad. Niemand praat erover dat er vroeger evenveel moslims als Serven woonden. Ook niet als ze er zelf achter komen. Ik was tien jaar oud toen ik Prijedor eens opzocht op het internet. Alles ging over het concentratiekamp en oorlogsmisdaden. Ik zag mensen achter een hek staan. Ze zagen er bijzonder mager uit, dus ik moest meteen aan WO II denken. Ik besefte dat er iets heel ergs was gebeurd in mijn stad. Deze jongeren hebben genoeg van alle taboes. Ze wroeten in ons verleden en demonstreren voor rechtvaardigheid. Dit tot woede van veel van hun stadsgenoten. Je eerste reactie is het ontkennen of bagatelliseren. Je moet het op een of andere manier voor jezelf kunnen verklaren. Ik ging naar een basisschool met toen alleen Servische leerlingen. Het hele lesprogramma was in feite samengesteld vanuit het Servisch oogpunt. Daar kon je moeilijk omheen. Dar was de grootste uitdaging. Verder was er geen informatie over, ook mijn ouders wilden er niet over praten. En er was niemand anders aan wie ik iets kon vragen. Nikola heeft al het nodige meegemaakt: klappen van de politie, bedreigingen via Facebook. Maar ook hij kent de man met de schep. Ik zoek al meer dan 20 jaar om hun stoffelijke resten te vinden. Maar tot op heden zonder succes. We gaan gewoon door. Tot we ze vinden. Ze zijn hier vlakbij voor ons huis doodgeschoten. Dus ze zullen hier vast in de buurt liggen. Persoonlijk weet ik door alle gesprekken die ik met mijn buren heb gevoerd dat het bekend is waar de lichamen zijn. 99 procent van de buurtbewoners weet waar ze liggen begraven, maar niemand wil zeggen waar. Prijedor zwijgt. Uit schuld of schaamte of angst voor vervolging. Of gewoon omdat mensen weer verder willen, de gruwelen van de oorlog achter zich latend. Net hoorde ik een kind vragen: wat doen zij? Toen zei zijn vader dat we voor gek liepen. Zoiets. Hoe vaker Nikola en zijn makkers de straat op gaan, hoe meer hun protesten als provocatie worden gezien. Niemand zit erop te wachten. Ook zijn moeder en oom niet. Ze vraagt me altijd waarom uitgerekend ik dat allemaal moet doen. Andere mensen kunnen dat ook. Waarom zou ik mezelf in gevaar brengen? Ik waarschuwde hem toen hij op Facebook schreef: ‘dank voor alle steun en de verwensingen aan het adres van mijn moeder.’ Toen besefte ik dat hij echt werd bedreigd. Maar ik steunde hem. In alles wat hij doet, steun ik hem. Ons collectief was het eerste dat zich in Bosnië uitsprak over de burgerslachtoffers in onze oorlogen. Veel mensen wisten niet wat ze met ons aan moesten. De moslimgemeenschap ging ermee aan de haal. Zij zagen ons als goede Serven, maar de Serven zagen ons als slechte Serven. Liever worden we niet als Serven gezien. Niet omdat daar iets mis mee is. Maar alle slachtoffers verdienen respect: de Serven, de moslims en de Kroaten. We weten allemaal wat er is gebeurd. Iedereen, dan kan niet anders. Maar mensen praten er niet over, simpelweg niet. Soms zeggen ze: ‘zij hebben ons ook veel aangedaan. Daar, ergens anders.’ Ieder normaal mens zou zich moeten schamen. Die hele reeks gebeurtenissen was echt verschrikkelijk. Volgens mij denkt ieder normaal mens in Bosnië daar zo over. Er zijn volkeren en mensen verplaatst en dat is nu zo vastgelegd. Volgens mij wordt de schaamte daarover overal gevoeld. Ik heb het hem geprobeerd uit te leggen op een manier die hij aankon. Want hij was nog een kind. Het leek me beter dat hij niet alles wist. Ik sliep toen hij vier was naast zij bed, aangekleed en al. Ik dacht dat het beter was om hem te beschermen. Hij is verder gegaan dan ik ooit had durven denken. Later zei ik tegen mijn man: laat hem zich uitspreken. En we moeten ons schamen dat wij dat toen niet hebben gedaan. Mijn hele gezin is vermoord. Mijn dochter van 6, mijn zoon van 12 en mijn vrouw en het grootste deel van mijn familie. 31 personen. Mijn moeder Serhrija. Mijn schoonzus Enisa, haar zoons Jasmin en Semir. Mijn schoonzus Erna en haar zoon Ernest. Mijn schoonzus Rafika. Mijn schoonzus Asima en haar dochter Rafika. Mijn tante Sida, haar zoons Zikret en Sabahudin en haar dochters Zikreta.