Batavia: hét centrum van de VOC in Azië. Het ligt heel centraal in Indië, op het eiland Java. In de 17de eeuw worden alle VOC-vestigingen in Azië vanuit Batavia bestuurd. Opvallend is het indrukwekkend kasteel op het eiland. Daarin zetelt de hoge regering van de VOC, met als belangrijkste man de 'gouverneur-generaal'.
In de haven van Batavia is het een komen en gaan van schepen, volbeladen met goederen: kleine inheemse schepen uit de buurt, maar ook grote VOC-schepen die uit Nederland komen, of net terug zijn uit een andere VOC-vestiging in Azië. In de beginjaren koopt de VOC specerijen in Batavia in ruil voor goud en zilver. Maar dat is een dure grap en bovendien: hoe kom je aan zo veel goud en zilver?
De VOC besluit daarom om het anders te gaan doen. Het bedrijf sticht nieuwe handelsposten langs de kusten van India, China en Japan. De VOC wil niet alleen meer handelen tussen Europa en Azië, maar ook tussen de verschillende landen in Azië onderling. Door op meerdere handelsposten spullen te kopen en te verkopen, kan de VOC de winst steeds hoger maken.
Een voorbeeld: met zilver uit Europa koopt de VOC elk jaar tienduizenden hertenvellen in Siam, ofwel Thailand.Die hertenvellen vérkopen ze met enorme winst aan Japan, die ervoor betaalt met goud, zilver en koper. Dit geld gebruikt de VOC om in India textielproducten te kopen, die ze vervolgens weer verkopen aan de Indonesische eilanden. De mensen daar zijn namelijk dol op textiel en ruilen het graag om voor specerijen. De VOC neemt die specerijen vervolgens mee naar Amsterdam, en krijgt er daar heel veel geld voor.
Een voorbeeld van specerijen die populair zijn, zijn nootmuskaat en foelie; ze zijn alleen te krijgen op de Indonesische Banda-eilanden. Om te zorgen voor zo min mogelijk handelsconcurrentie, sluit de VOC een deal met de Banda-eilanden: als deze eilanden hun specerijen alléén aan de VOC verkopen, krijgen ze van de VOC rijst en kleding.
Maar al snel blijkt dat de VOC de overeenkomst niet nakomt; ze levert veel te weinig rijst. De Bandanezen krijgen honger en gaan - tegen de afspraak in - toch zaken doen met anderen. De VOC is daar woedend over. VOC-baas Jan Pieterszoon Koen trekt vanuit Batavia met een groot leger naar de Banda-eilanden om ze een lesje te leren. Hij richt een gruwelijke slachting aan. Zijn troepen moorden bijna de hele bevolking uit. Een pikzwarte bladzijde in het geschiedenisboek van de VOC...
Als Jan Pieterszoon Koen dan helemaal de macht heeft over de Banda-eilanden, maakt hij er één groot nootmuskaatgebied van. Hij weet nu zeker dat alleen de VOC deze dure specerijen heeft. Smokkelaars en alle anderen die dit VOC-recht ontduiken, worden gestraft. Om de handel te beschermen bouwt de VOC grote forten en schansen. Overal staan kanonnen - klaar om te schieten.