Het is zonder twijfel het belangrijkste element in de hedendaagse elektronica. De transistor! En eigenlijk is het niets meer dan een schakelaartje. Ik kan dit het makkelijkste uitleggen door een waterleidingsysteem te laten zien. Stel je voor dat een stad water zou krijgen door 1 grote leiding. In die leiding moet dan een kraan zitten om de watertoevoer te kunnen regelen. Deze kraan zou dan alleen wel heel erg groot moeten worden. Met je blote handen kun je hem niet dicht draaien. De oplossing? Je bouwt de kraan gewoon zo dat je hem kunt bedienen met waterkracht; je laat er een klein leidinkje naartoe lopen met daarop een simpel handzaam kraantje. Zo kun je met dit kleine kraantje de grote kraan bedienen. De transistor doet precies hetzelfde voor elektrische stroom: Je stuurt er een klein stroompje doorheen, waarmee in een andere leiding een grote stroom geregeld kan worden. Een deel van de stroom door die leiding kan op zijn beurt weer een andere stroom regelen. Enzovoort enzovoort. Uiteindelijk ontstaat er zo een ingewikkeld netwerk van leidingen. De meeste transitoren zitten in digitale apparaten, zoals computers en mobiele telefoons. Aan de basis van zulke digitale systemen liggen twee functies: opslaan en schakelen. De transistor zorgt voor het schakelen. Het opslaan gebeurt in een zogenoemde ‘condensator’. Je kunt die condensator vergelijken met een watertoren. Door de transistor (ofwel de kraan) open of dicht te zetten loopt de condensator (ofwel watertoren) dan vol of leeg. Dit is een chip. Eigenlijk is het niks meer dan een plakje silicium met daarop heel veel transitoren en verbindende leidingen. Zo ontstaat een piepklein gecompliceerd systeem dat heel ingewikkelde berekeningen uit kan voeren. De transistor is sinds zijn uitvinding een halve eeuw geleden, steeds kleiner geworden. Op dit moment zijn er transitoren die maar een twintigduizendste millimeter groot zijn. De wet van Moore stelt dat elke achttien maanden het aantal transistors op een chip verdubbelt. En deze wet gaat al tientallen jaren op. Maar op een gegeven moment zal hij toch echt niet meer kleiner kunnen; atomen hebben bepaalde afmetingen en het is niet mogelijk dit soort schakelaars te maken die kleiner zijn dan atomen. Eigenlijk is het dus zo dat elektronische apparaten, van telefoons tot computers, allemaal kunnen werken dankzij een klein schakelaartje dat met minieme stroompjes kan worden bediend; de transistor.