Een sprinkhaanman heeft een vrouwtje gevonden. Ze laat toe dat hij op haar klimt en even later begint de paring. De man duwt zijn achterlijf tegen dat van het vrouwtje. Om te voorkomen dat ze elkaar te vroeg loslaten zitten er haken aan het achterlijf. Een paring duur wel een paar uur. Het is gelukt en de eitjes zijn bevrucht. Het contact tussen man en vrouw wordt nu verbroken.
Kort na de paring zoekt het vrouwtje een plekje voor haar eieren. Daar duwt ze haar achterlijf in de vochtige grond.
Ze gebruikt haar achterlijf als een boor en voelt eerst of de grond geschikt.
Alles is in orde. Deze plek is geschikt voor haar nest.
Het lijkt wel zeepsop. Het vrouwtje maakt een ondergronds nest van schuim, waarin ze zo meteen haar eieren legt.
Het gat moet nog een beetje ruimer. Daarna wordt het volgespoten.
Dan komen de grote gele eieren uit de legboor. Ze zijn goed te zien. Ze zijn bijna een centimeter lang. Erg groot voor zo'n kleine sprinkhaan.
Het schuim droogt op en vormt zo een beschermende laag rondom de eieren. Het vrouwtje maakt de nestopening dicht en stampt de grond aan. Met haar springpoten maakt ze de ingang vervolgens onzichtbaar, zodat eirovers het nest niet kunnen vinden.
Het vrouwtje gaat weg. Haar werk zit erop.
Enkele weken later staan de eieren op uitkomen.
Binnenin elk ei beweging te zien.
Een ei barst open. Er worstelt zich een klein, wit beestje naar buiten. Eerst de kop, daarna volgt de rest. Het kost heel wat moeite. Niemand helpt mee. De moeder is nergens te bekennen.
Het is gelukt. De pootjes zijn nog niet erg stevig en vleugels zijn er nog niet.
Na een paar dagen lijkt het jong al meer op een sprinkhaan. Na ruim een week zie je geen verschil meer tussen een jong en de ouders. De sprinkhaan is volwassen.