Als je denkt aan de grootste en belangrijkste steden van Nederland, dan denk je misschien meteen aan Amsterdam, onze hoofdstad of aan Rotterdam, de grootste havenstad van Europa. Maar vroeger was dat wel anders. Achthonderd jaar geleden, in de middeleeuwen, waren dat nog maar kleine vissersdorpjes. En toen was bijvoorbeeld Kampen, waar ik nu ben, the place to be. Kampen is tot de zestiende eeuw een van de rijkste en machtigste steden van heel Noordwest-Europa en dat heeft alles te maken met zijn ligging. Kampen ligt namelijk aan de rivier de IJssel en in die tijd is het hier superdruk. Schepen vanuit heel Europa komen hiernaartoe om goederen te laden en te lossen. Eigenlijk is Kampen in die tijd het Rotterdam van de Middeleeuwen. Het oosten van Nederland is in die tijd het centrum van welvaart en handel. En dat is allemaal te danken aan de Hanze. Het woord Hanze komt van het Duitse Hanze, wat groep of gilde betekent. En de Hanze begint als samenwerkingsverband tussen een aantal Duitse kooplieden aan de Oostzee. Eerst zijn het bijvoorbeeld Hamburg en Lübeck, die samen handeldrijven. Later in de dertiende eeuw sluiten ook Nederlandse steden zich aan bij de Hanze. Steden aan de IJssel, zoals Doesburg, Zutphen, Deventer, Zwolle en Kampen. Want waar water is, wordt handelgedreven. Vervoer over land voor lange afstanden is in die tijd super onhandig. De wegen zijn slecht en op karren die voortgetrokken worden door paarden kun je ook niet veel lading kwijt. En dus gaat er veel over het water. En dat doen ze niet gewoon met een simpel bootje, maar met het eerste echte zeewaardige handelsschip van de Nederlanden, de kogge. Het leuke is: ik mag mee! Maar dat doe ik natuurlijk wel in stijl. Lekkere match! Bij de Hanze, het handelsverbod, waren op een gegeven moment al 200 steden aangesloten. In elk land werden weer andere goederen gekocht en verkocht. Ik zal een voorbeeld geven van zo'n handelsroute. In Frankrijk werd er wijn en zout ingeladen en daarna voer de Kogge naar Brussel. Er werd wat wijn verkocht en linnen ingeslagen dan door via de Noordzee en de Oostzee naar Stralsund, waar het linnen en de overige wijn werden verhandeld en er teer en hout op de kogge werden geladen. In Schonen ging het zout eruit en kwam er haring in en in Bergen werd stokvis, dat is droge vis ingeladen. Dan voer de kogge zuidwaarts naar Nederland. De Afsluitdijk en Flevoland bestonden nog niet, dus konden ze direct de IJssel op. In Kampen en Deventer en langs de andere Nederlandse Hanzesteden werden de vis, het teer en hout uitgeladen en werden er Duitse molenstenen ingeladen. Die nam de kogge dan weer mee op zijn verdere reis. Zo'n kogge deed maanden over een rondje en overal werd er van alles ingekocht en verkocht. Bont, granen, ijzer. Het ging allemaal mee. Wat zo slim was aan de Hanze is dat al die kooplieden uit verschillende steden samenwerkten. Dat samenwerken betekende, bijvoorbeeld dat ze hun schepen deelden en dat ze in groepjes van de ene naar de andere stad voeren om elkaar te beschermen tegen bijvoorbeeld aanvallen van piraten. Ook maakten ze prijsafspraken. Dan kochten ze bijvoorbeeld heel veel van iets in, zodat dat goedkoper was. En kooplieden spraken een mix van Nederlands en Duits, ook wel Nederduits genoemd. En dat was echt de taal van de handel. Ja, kom maar hier. Alle handel en rijkdom lieten de Hanzesteden groeien en bloeien. Er kwamen versterkte stadsmuren om de inwoners te beschermen. Steeds mooiere pakhuizen en kantoren en steeds grotere havens. Maar dan in de loop van de zestiende eeuw neemt de macht van de Hanze af. Amsterdam in het westen van het land wordt steeds belangrijker. En doordat de IJssel verzandt. Dat betekent dat het water steeds ondieper wordt, kunnen er geen schepen meer varen. En ja, zonder schepen geen handel en dus ook geen geld. Het betekent het einde van de Hanze. Het verbond verbreekt langzaam. Maar één hele wijze les is geleerd, namelijk: samen sta je sterker dan alleen.