Bij brandwonden kan het gaan om een eerste-, tweede- of derdegraads verbranding. Een derdegraads verbranding is erger dan een eerstegraads verbranding.
Dit is bijvoorbeeld een eerstegraads verbranding. Het belangrijkste bij een verbranding is het snel koelen van de huid. Dat kan met stromend lauwwarm water. Als je dat niet doet, dan trekt de warmte nog dieper in je lichaam en kan zo nog meer schade aanrichten.
Een eerstegraads verbranding is pijnlijk en je krijgt een rode plek, maar als je die plek lang genoeg koelt, gaat het vanzelf weer over.
Bij een tweedegraads verbranding komt er een blaar op je huid. Dat komt omdat er door de verbranding weefsel beschadigd wordt en er vocht vrij komt. Dat vocht blijft onder het bovenste laagje van de huid zitten en dat is de blaar. Zo'n blaar moet je nooit kapot maken. Wel moet je ook hier koelen met water, zodat de schade beperkt blijft. Als de blaar toch vanzelf kapot gaat, moet je oppassen voor infecties. Het is een open wond waar geen vuil in mag komen. In vuil zitten bacteriën die de wond besmetten. Om dit te voorkomen moet je de wond losjes afdekken met een steriel gaasje.
Bij een derdegraadsverbranding is de bovenste laag van de huid helemaal kapot. De huid is gekookt of verkoold. Weer is het belangrijk om de huid eerst zo snel mogelijk te koelen met lauw water, om erger te voorkomen. Daarna moet je de open wond losjes met een steriel gaasje afdekken, zodat er geen bacteriën in kunnen komen.
Maar voor elke verbranding geldt, of het nou een eerste-, tweede-, of derdegraads verbranding is geldt: eerst water, de rest komt later.