Emmelie woont in Zeeland. Een provincie met dijken die de bewoners beschermen tegen het zeewater. Maar in 1953 gaat het fout. Tijdens een stormvloed breken de dijken en stroomt het land onder. Emmelies oma is daarbij en weet te ontsnappen aan het water.
“Dit is mijn oma. Zij woont al haar hele leven in Zeeland. Zij heeft heel wat meegemaakt. Ze woonde in dit huis.”
“Het was 1 februari 1953, ik was dus toen negen jaar en het was zaterdagavond. We waren op verjaardagsvisite en om 12 uur gingen we naar huis. Het waaide, nou, het stormde. Mijn vader moest me ook goed vasthouden, anders was ik weggewaaid. We zijn naar bed gegaan en om een uur of twee werd er op de luiken gebonkt. ‘Allemaal uit bed, allemaal naar het dorp, want de dijken breken door’.”
Het stormt heel hard die nacht, maar dat gebeurt wel vaker in deze tijd van het jaar. Alleen die nacht wakkert de noordwesterstorm aan tot orkaankracht. Het is ook nog springvloed, dus het water stijgt hoger dan normaal.
“Mijn vader zei: ‘nou, rustig aan, ik ga eerst op het dorp kijken wat er aan de hand is’. Dus mijn vader ging naar het dorp. Ja, en toen kwam het water eigenlijk al aan. Dus hij is omgedraaid en direct weer naar huis gekomen. Hij kwam thuis en zei: ‘allemaal de schuurzolder op, daar zitten we veilig, dat is hoog’. Ik moest eerst, toen mijn moeder. Toen mijn zus de trap op ging, stond ze al met haar voeten in het water. Zo snel kwam het water.
We waren hier gaan kijken, je zag zo het water van alle kanten naar boven komen.”
De ramp gebeurt in enkele uren. Het water van de zee stroomt over de dijken heen. De zeedijken zijn niet bestand tegen de kracht van de golven en breken door. Het water slaat met enorme kracht tegen de binnendijken en ook die houden het niet. De polders stromen vol. De meeste dijken breken rond twee uur ’s nachts door. Vloedgolven van soms wel twee meter hoog rollen de polders in. Veel dorpen in Zeeland komen onder water te staan.
“Toen hebben we daar op die zolder gezeten. Het water steeg. Onder de zolder stonden de koeien en twee kalfjes. Het water kwam zo hoog. We spanden een touw van de ene kant naar de andere waar de beesten hun kop op konden laten rusten. Maar de kalfjes waren klein, die verdronken als eerste. Het water bleef maar stijgen. De koeien verdronken ook één voor één. Mijn vader heeft dat allemaal gezien, en wij eigenlijk ook.”
Mensen en dieren proberen te vluchten, maar de dorpen zijn omringd door water. Met bootjes proberen vissers en mensen uit de dorpen te redden wat er te redden valt. Voor veel mensen komt de hulp te laat. Ze verdrinken in het kolkende water.
“Wij moesten dus in de ramen gaan staan en zwaaien naar de helikopters die over kwamen, dat ze dus konden zien dat er ook kinderen op die zolder waren. Dat deden we dan met z’n vieren, dat was natuurlijk best wel eng want je ziet het kolkende water ook onder je. Toen kwamen dus de boten. We zijn toen naar de dijk geroeid en op wagens zijn we naar Schuddebeurs gebracht en daar zijn we bij familie ondergebracht.”
Op de tweede dag wordt pas duidelijk hoe groot de ramp is. Dorpen en wegen zijn weggeslagen.
De hulpverlening komt op gang, ook uit het buitenland. Belgen, Engelsen, Fransen en Amerikanen komen met vliegtuigen en boten om mensen te redden.
“Het is een heel indrukwekkend verhaal. Ze heeft veel meegemaakt. Het lijkt me ook heel eng. Er zijn heel veel mensen die familie of vrienden zijn verloren. Gelukkig is dat bij oma niet zo.”
“Dit heeft veel impact gehad op mijn leven, maar veronderstel dat je iemand kwijt bent geraakt, dan kan ik me voorstellen dat je daar nooit meer overheen komt.”
Er worden nog veel mensen gered, maar voor meer dan 1.800 mensen kwam de redding te laat. Zij overleven de ramp niet. Ook veel dieren zijn tijdens de ramp omgekomen.