De dolfijnen die je meestal in dierentuinen ziet zijn dolfijnen die in het zoute zeewater leven. Maar in dierentuin van Duisburg in Duitsland leeft een rivierdolfijn, de orinocodolfijn. Orinocodolfijnen zijn de grootste rivierdolfijnen en komen alleen voor in het stroomgebied van de Orinoco en de amazone.
Dolfijnen zijn zoogdieren en halen adem met behulp van longen. Omdat ze geen zuurstof uit water kunnen halen moeten ze om de paar minuten boven komen. Ze halen geen adem met hun bek maar met een speciaal ademgat bovenop hun kop. Rivierdolfijnen hebben kleine ogen waarmee ze bijna niets zien maar omdat het water waarin ze leven heel erg troebel is hebben ze hun ogen ook niet nodig.
Om toch hun weg te kunnen vinden en hun prooi te kunnen pakken maken ze gebruik van echolocatie. Dolfijnen zenden zeer hoge klik-geluiden uit. Die geluiden worden dan weerkaatst door bijvoorbeeld een vis, die geluiden vangen ze dan weer op. Zo weten ze hun weg te bepalen en kan de viseter z’n voedsel vangen.
Orinocodolfijnen hebben geen grote rugvin maar een soort bobbel. Daardoor kunnen ze op de kop zwemmen om hun prooi te vangen. De bobbel schuurt dan af en toe over de grond en daardoor kunnen ze net boven de rivierbodem zwemmen. Maar de orinocodolfijn heeft nog iets: borstelige haren op z’n lange snuit, die haren werken als voelsprieten. Met deze haren kan hij kleine zoetwaterkreeftjes en zoetwatervissen opsporen. De leefomgeving van de rivierdolfijn wordt erg bedreigd, daardoor zijn er niet veel meer van deze zoogdieren nog over.