We gaan perspectief tekenen.
Dit heb je nodig: papier en potloden.
Als je tekent, teken je iets dat hoogte, breedte en diepte heeft op een vlak dat alleen maar hoogte en breedte heeft.
Je wil eigenlijk op dat papier ook diepte laten zien.
Je wil laten zien dat iets ver weg of dichtbij is.
Maar hoe doe je dat?
Teken in het midden overdwars een lekkere lange lijn. Zo, een horizon.
Wat ligt er achter die horizon? Bijvoorbeeld bergen.
Dingen in de verte zijn altijd wat vager, dus leg je potlood een beetje plat.
Nu teken je de weg naar de bergen.
Van dichtbij naar verder weg, daar wordt ‘ie steeds smaller, tot ‘ie verdwijnt.
Dat noem je het verdwijnpunt.
Dingen in de verte zijn kleiner. Dingen op de voorgrond zijn groter.
Zet langs de weg bomen neer. Begin achteraan met kleine bomen. Werk naar voren toe, de bomen worden steeds groter.
Hang op wat je gemaakt hebt en kijk er eens goed naar.
Wat ging er goed? Wat kan er beter?
Ga dat wat je moeilijk vond nog een keer oefenen.
Want als je oefent gaat het steeds een beetje beter.
Je kan je tekening ook gewoon inkleuren.
Hoppatee!