Een slak is een weekdier. Hij heeft dus geen botten in zijn lijfje. En het gaat misschien niet zo snel, maar toch kan hij zich goed voortbewegen. Alle slakken hebben één pootje, en dat is zijn buik. Deze buik of voet is één grote spier waarmee die vooruit kruipt. Om vooruit te komen maakt de slak golvende spierbewegingen met zijn voet.
Een slak kan overal overheen kruipen. Over bomen en takken, over grond… En zelfs over glasscherven kruipt hij zonder problemen. Hij heeft hier helemaal geen last van. Dit komt omdat hij over een laagje slijm kruipt. Dit gladde en stevige laagje beschermt de slak als hij ergens overheen kruipt. Vooraan het lichaam maakt hij telkens een druppel slijm en daar glijdt hij dus over voort. Achter de slak zie je daarom ook vaak een heel slijmspoor. Zo kun je goed zien waar hij vandaan komt.