Overdag zie je er niets van, maar soms is er ’s nachts een kleine kans dat je hem ziet. Ongeveer 400 kilometer boven je hoofd vliegt het Internationale Ruimtestation, ISS. Het ISS is het grootste object dat ooit in de ruimte is gebracht. Het is zo groot als een voetbalveld.
Het grootste deel van het ISS bestaat uit een centraal geraamte waar zestien enorme zonnepanelen aan zijn bevestigd. Zo komt het ISS aan zijn energie. De modules waar de astronauten leven en werken zitten vast aan het midden van het geraamte. Hier werken Amerika, Rusland, Japan en Europa samen. Astronauten doen wetenschappelijk onderzoek in gewichtloze toestand. Er kunnen 6 astronauten tegelijk aan boord van het station leven en werken, maar er is niet veel tijd om rustig van het uitzicht te genieten. Elke astronaut heeft een druk schema waarin het controleren en uitvoeren van wetenschappelijke experimenten een belangrijke plaats inneemt.
Je kan als astronaut niet even naar beneden om boodschappen te doen, maar je moet wel eten en brandstof krijgen. Sinds 2008 maakte de ATV, een bevoorradingsschip, zijn eerst vlucht naar het ISS. De vlucht naar het ISS duurt meestal 5 dagen.
Zodra het ATV buiten de dampkring is, heeft het zijn bescherming niet meer nodig. Als het ATV is aangekoppeld pakken de astronauten het uit: Er zijn weer experimenten, maar ook eten en cadeautjes van thuis.
Naast bevoorraden heeft het ATV nóg een belangrijke taak. De aarde trekt een heel klein beetje aan het ISS en onder andere daardoor daalt het ruimtestation een beetje. Het mag niet te laag komen, anders kan het verbranden. Het moet omhoog geduwd worden. Het ATV heeft brandstof bij zich waarmee hij het ISS weer een beetje omhoog kan duwen en zorgt dat het op de goede hoogte blijft.
Het ATV blijft zo’n half jaar aan het ISS gekoppeld. Daarna doet hij dienst als vuilniswagen. Hij wordt volgestopt met afval en de dampkring ingestuurd. Daar verbrandt hij. Een wegwerpvrachtschip dus. Met dank aan ESA.