Dit zijn de Alpen in het zuiden van Oostenrijk. In de zomer van 1991 ontdekken twee Duitse wandelaars een lichaam. Het blijkt het lichaam van een man te zijn. Die was hier 5300 jaar geleden gestorven. Het ijs heeft het lichaam al die tijd ingevroren. De ijsmummie werd Ötzi genoemd. Omdat hij is gestorven in het Ötzdal in de Alpen.
Bij zijn lichaam vinden de bergers ook allerlei spulletjes, zoals gereedschap en kleding. Het lichaam van Ötzi en alle spullen die hij bij zich had, worden in het laboratorium nauwkeurig onderzocht. En zo komen de archeologen erachter waar hij vandaan kwam. Ötzi heeft in een dal van de Alpen gewoond. In een kleine nederzetting.
In die tijd zijn de mensen de hele dag bezig met jagen en het verzamelen en bereiden van voedsel. In het voorjaar wordt er geploegd en gezaaid. De mensen verbouwen in die tijd gewassen, zoals tarwe en gerst. De dorpelingen hebben geiten. Die brengen ze in het voorjaar naar hoger gelegen weiden.
Maar meer dan 5000 jaar geleden wordt er vooral veel gejaagd. De mannen jagen op allerlei dieren, zoals beren, herten... Iedereen moet meehelpen om voorraden voedsel aan te leggen. In de herfst verzamelen de vrouwen, vruchten, paddenstoelen, bessen en noten uit het bos. En ze moeten brandhout zoeken. Want in de winter is het 's nachts koud in de hutten.
Je moet wel een vuurtje maken om een beetje warm te blijven. En ze hebben natuurlijk óók vuur nodig om bijvoorbeeld brood te bakken. In de winter hebben de mannen alle tijd om gereedschap te maken. Van stukken vuursteen maken ze pijlpunten en scherpe messen.