Op 31 januari 1953 worden inwoners van Zeeland en Zuid-Holland opgeschrikt door een enorme stormvloed. Veel dijken waren niet sterk genoeg en ze konden de hoge golven niet aan. Het hele gebied stroomde over.
De zee was ineens zó krachtig en zó woest dat ie over duinen, dijken en dammen heen golfde en langs de hele kust waren er overstromingen. Veel dijken waren niet sterk genoeg en ze konden de enorm hoge golven niet aan. Grote delen van Zeeland, de Zuid-Hollandse eilanden en het Westen van Brabant werden overstroomd.
Het water nam op veel plaatsen alles mee wat in de weg stond en het stroomde zelfs de huizen binnen. Door de stroom van water en modder werden sommige huizen zelfs mee gesleurd alsof ze van papier waren. Het water stroomde vanuit de hogere straatjes natuurlijk de lagere straatjes in en op zijn weg nam het water alles mee. Het kwam ook ontzettend hoog: kijk maar naar dat bordje daar: tot daar kwam het water wel!
De mensen moesten natuurlijk vluchten naar de zolder en zelfs naar de daken en soms zaten ze daar urenlang en ze wisten niet waar ze heen konden.
We zagen het water aankomen om de hoek van de huizen, een grote golf van grijsgrauw water. De deuren en ramen kraakten, we kunnen niet meer slapen. Het dakraam klappert in de wind. Het water steeg de trap op naar de slaapverdieping. In nog geen 5 minuten stond ons huis onder. Het waren angstige minuten.
Nederland was een rampgebied geworden en het duurde even voordat de rest van Nederland in de gaten had dat er iets gebeurd was. Veel telefoonlijnen waren namelijk uitgevallen en mobiele telefoons, die bestonden nog niet.
Na de Watersnoodramp in 1953 was Nederland een rampgebied geworden. 1800 mensen en honderden dieren zijn verdronken door de kracht van het woeste water.