Hier wonen de beren, in het beren bos.
Ze wonen niet in een huis. Ze wonen natuurlijk in een hol.
En dit is zo'n hol. De beren zijn vandaag niet thuis, hoor.
Daarom kunnen wij er even in kijken. Anders zou het natuurlijk veel te gevaarlijk zijn.
Het is heel donker maar samen met Guus en Achmed durf ik er best in, hoor.
Beer je mag er zo weer in hoor! Wij gaan er uit.
We gaan niet alleen het hol bekijken maar we mogen ook meehelpen om je eten klaar te maken, beer.
Ja, ik zit gewoon boven op het eten van de beren!
Ja, maar ik hoef niet te lopen. Ik zit lekker in de kruiwagen.
Wauw, veel eten beren hoor.
Kijk, appels, pruimen, noten, boterhammen, ik heb honger!
Oh, mijn lievelingseten. Mag ik wat? Mag ik een likje?
Oh nee, het is voor de grote beren. Ik wacht wel even.
Lekker is het he? Oh krentjes ook!
Wat een feestboterham.
Ja natuurlijk! Tuurlijk!
Nu gaan we het geven. We moeten het een beetje verstoppen, dat vinden ze leuk.
Nootjes er bij. Oh wat lekker!
Jongens, ja, het lukt. Dit lukt!
Niet te hard naar beneden!
Wat is dat nou?
Wat is dat nou voor ton? Aah, de nootjes gaan er in.
Kijk, dan moeten ze er aan draaien.
In de zomer eten beren heel veel. In de winter heel weinig, want dan slapen ze. Ze doen dan namelijk aan een winter slaap.
Kijk, dit eten beren in de zomer, dat is een hele berg.
En dit eten ze in de winter.
Oh, het hek gaat open jongens, de beren mogen weer naar hun hol.
Ja, ik zie er een! Hallo vriend! Je eten ligt er hoor. Ga maar kijken.
Lekker appeltje, boterhammetje.
He, die is slim! Hij kent het trucje. Hij draait er aan en dan komen de nootjes er uit.
En die heeft ook wat gevonden. Die zijn lekker aan het smikkelen zeg!
Nou, ik vond het heel leuk in het berenbos.
Dag! Tot de volgende keer!