Het ene na het andere gebied wordt ingenomen en bij Duitsland gevoegd. Ook Nederland begint zich steeds meer zorgen te maken. Net als tijdens de Eerste Wereldoorlog proberen we neutraal te blijven en geen partij te kiezen, in de hoop ook dit keer buiten schot te blijven. In Nederland zelf wordt ondertussen net gedaan alsof alles onder controle is en niemand zich zorgen hoeft te maken. Iedereen heeft zich teruggetrokken in zijn eigen kringetje en waant zich daar veilig. Maar dat is lastig vol te houden als er steeds meer Joodse vluchtelingen uit Duitsland naar ons land komen. Eigenlijk al gelijk vanaf 1933 probeerden steeds meer Joden uit Duitsland in veiligheid te komen en onder andere naar Nederland te vluchten. Ze werden mondjesmaat toegelaten. Aan de ene kant was er steun voor deze mensen, maar dat was ook regeringspolitiek die zo weinig mogelijk vluchtelingen wilde toelaten. Vaak hadden de Joodse vluchtelingen al hun bezittingen moeten achterlaten en kwamen ze gehavend en getraumatiseerd in Nederland aan. Hier werd hun opvang helemaal overgelaten aan de Joodse gemeenschap. Die deed haar best om voor onderdak een nieuwe kleding te zorgen. Dat deden ze om te voorkomen dat het Nederlandse volk zich zou ergeren aan het beeld van de armoedige Joden in de straat en bezwaar ging maken, maar dat gebeurde toch. Ondanks de toenemende terreur in Duitsland en ondanks de wanhoop van de Joodse vluchtelingen, sloot de Nederlandse regering zijn grenzen. Voortaan waren buitenlandse Joden ongewenste vreemdelingen. En wie wel ons land binnenkwam, moest worden ondergebracht in een centraal opvangkamp dat door de Joodse gemeenschap zelf was betaald. Kamp Westerbork. Nog geen veertig kilometer afstand van de Duitse grens. Op 10 mei is het zover. Pantsertreinen rijden ons land binnen. Honderden vliegtuigen schenden ons luchtruim. Duizenden parachutisten landen rond vliegvelden bij Den Haag en Rotterdam. Nederland is in oorlog. Het merendeel van de Nederlanders houdt instinctief aan hun oude leven vast en probeert er maar het beste van te maken. Ze hebben het gevoel dat het allemaal wel meevalt, omdat de bezetter zich relatief rustig houdt en de Nederlandse ambtenaren volop meewerken. Voor anderen valt het helemaal niet mee. Als steeds meer anti-Joodse maatregelen worden genomen, komen de Joden al snel alleen te staan omdat buren en kennissen afstand nemen. De rest van de bevolking beseft dat alleen Joden worden vervolgd en houdt zich koest in de hoop dat het daarbij zal blijven. En we konden ons dus misschien ook niet voorstellen dat die anti-Joodse maatregelen tot zo'n massamoord, tot zo'n vernietiging, tot het wegvagen van een gemeenschap zou kunnen leiden. Zo werden Nederlandse Joden in korte tijd uit de samenleving verwijderd en afgevoerd naar kampen als Westerbork en Vught. Ook al waren de meeste Nederlanders tegen hun deportatie, toch deden ze vrijwel niets om die tegen te houden. Integendeel, het waren Nederlandse instanties zoals de gemeentehuizen, de spoorwegen, de politie die ervoor zorgden dat de transporten soepel en stipt verliepen. Allemaal droegen ze bij aan de vernietiging van ruim honderdduizend landgenoten. Driekwart van onze Joodse bevolking. Dat was het hoogste aantal van heel West-Europa.